16 resultados para sociaal leren
Resumo:
Born, A.(2016). Leren Aansluiten na de Internationale Schakelklas (ISK) Een verkenning van de aansluiting van curriculum en leerlijnen Nederlands en rekenen tussen de ISK en MBO/Entree opleiding. Mei, 17, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit
Resumo:
Lugtenberg, S. (2016)Welke Constructen Zijn van Invloed op Attitude van Leerkrachten om Samenwerkend Leren in te Zetten als Instructiestrategie? Mei, 17, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit
Resumo:
Zelfsturend leren is cruciaal voor het leren van leerlingen. Verschillende studies geven echter aan dat zelfsturend leren in het basisonderwijs nauwelijks op gang komt. In dit onderzoek werken onderwijsprofessionals en onderzoekers samen aan het optimaliseren van een professionaliseringsaanpak waarin 55 basisschoolleraren worden getraind en begeleid in het bevorderen van zelfsturend leren van hun leerlingen. Een belangrijk kenmerk van deze aanpak is dat leraren niet worden getraind volgens een formeel professionaliseringstraject, maar dat de professionele ontwikkeling van leraren is ingebed in de eigen lespraktijk en dat leraren van en met elkaar leren. De effectiviteit van de ontwikkelde aanpak wordt onderzocht op de mate van zelfsturend leren, motivatie, metacognitie en leerprestaties van leerlingen en de professionele ontwikkeling van deelnemende leraren.
Resumo:
`
Resumo:
In deze presentatie wordt ingegaan op mogelijkheden het onderwijs voor en het leren van jonge kinderen en leerlingen in het PO, VO en MBO te optimaliseren.
Resumo:
In deze presentatie doet Jimmy Frerejean verslag van zijn promotieonderzoek. Hij legt uit wat de aanleiding voor zijn onderzoek was, welke onderzoeken uitgevoerd zijn, welke resultaten gevonden zijn, en welke implicaties dat heeft voor informatievaardighedenonderwijs in de praktijk.
Resumo:
Deze exploratieve casestudie beschrijft manieren waarop lerarenopleiders hun studenten kunnen begeleiden tijdens de emulatiefase, een belangrijke modelleerfase bij zelfgestuurd leren. Aan deze doelstelling is in het studiejaar 2014/2015 gewerkt in een curriculum- innovatiegroep bestaande uit pabodocenten, leerkrachten van basisscholen en een onderzoeker, die in co-creatie werkten aan een nieuwe module. Deze module werd benoemd als 'ontwerpstudio' omdat de studenten er ontwerpgericht onderzoek leerden uitvoeren. Vanuit een probleemstelling van de basisscholen werkten studenten in zelf- sturende teams samen aan een ontwerp, hierbij begeleid door zowel de pabodocenten als de basisschoolleerkrachten. De resultaten laten zien dat het stellen van actie- en betekenisgerichte vragen een belangrijke begeleidingscategorie betreft in de emulatiefase. Naast de categorie 'vragen stellen' zijn aanvullende begeleidingscategorieën belangrijk zoals 'denkstappen formuleren' en 'suggesties doen voor vervolg'. De verschillende begeleidingscategorieën worden in het artikel verder uitgewerkt teneinde opleiders handvatten te geven voor het begeleiden van zelfsturende studententeams tijdens de emulatiefase.
Resumo:
De Bie, B. (2016). Ontwikkeling van een Zelfevaluatietool voor de Implementatie van 21ste-eeuwvaardigheden in Vlaamse Basisscholen. Juli, 25, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.
Resumo:
Beeker, M. (2016). Formatieve Toetsing als Diagnose-Strategie: De Relatie tussen Diagnose door middel van Formatieve Toetsing en Rendement op Thesistoetsen. Augustus, 4, 2016, Heerlen, Nederland: open Universiteit.
Resumo:
Lenferink, M. (2016).Modelleren en formaliseren in de rekenwiskundeles: Versterken van de kwaliteit van de rekenwiskunde-instructie door vakspecifieke feedback. Juli, 25, 2016, Heerlen, Nederland:Open Universiteit.
Resumo:
De Groot, D. (2016). Flexibele Leerroutes voor Propedeusestudenten: Grounded Theory Onderzoek naar het Identificeren van Studentkenmerken in de Matching, ten behoeve van een Vraaggerichte, Gepersonaliseerde Leerroute in de Propedeuse Social Work. Juli, 26, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.
Resumo:
Een review van onderwijsanalyses en (beleids)onderzoeken verricht in de periode 1916-2015 wijst uit dat de reguliere jaarklassensystematiek in het Nederlandse primair en voortgezet onderwijs aanleiding geeft tot prestatie- en motivatieproblemen bij risico-leerlingen. Dit zijn met name de leerlingen die qua ontwikkelingspotenties of leervorderingen (aanvankelijk) duidelijk naar beneden of naar boven afwijken van leeftijdsgenoten in een groep of klas. Ondervanging van deze problemen lijkt mogelijk via een preventieve systematiek van ‘Optimaliserend Onderwijs’ voor elk kind in de vóór- of vroegschoolse educatie en elke leerling in het primair of voortgezet onderwijs. Een eerste vraag betreft de inhoudelijke en vormgevingskenmerken van dit onderwijsontwerp: welke richtlijnen en specificaties daarvan kunnen het onderwijs, spelen en leren voor elke leerling, zo optimaal mogelijk inhoud en vorm geven en hoe ziet een model van dit Optimaliserend Onderwijs eruit? Een tweede vraag is gericht op de realisatie van dit onderwijsontwerp: hoe is deze onderwijssystematiek te ontwikkelen in de Nederlandse schoolpraktijk? Gebruik van de sneeuwbalmethode in met name Nederlandse onderzoeks- en designliteratuur leidt tot beantwoording van de eerste vraag in de vorm van een multiniveau theoretisch ontwerp van ‘Optimaliserend Onderwijs’. Kernpunten hierin zijn: landelijke (deel)curricula gekenmerkt door instructievarianten; integratie van dubbele diagnostiek (individueel-longitudinaal en vergelijkend-genormeerd); flexibele certificerings- en diplomeringsstructuur; een ondersteunende schoolorganisatie; gecontroleerde opbrengst-optimalisering per kind of leerling en op instellings- en schoolniveau; per vóór- of vroegschoolse instelling of school(bestuur) kunnen ook vrije ofwel eigen onderwijsinvullingen worden ingericht. Beantwoording van de tweede vraag gebeurt met behulp van (onderzoeks)literatuur over multiniveau onderwijsinnovatie in de schoolpraktijk. Aanbevolen wordt om, op basis van een gezamenlijk besluit van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Tweede Kamer, relevante onderwijsinstanties, schoolbesturen en ouderorganisaties, te komen tot inrichting van samenhangende ontwikkelingsprojecten en -onderzoeken. Via een projectenserie in instellingen voor vóór- of vroegschoolse educatie en scholen voor primair en voortgezet onderwijs kan gecontroleerd worden samengewerkt tussen leid(st)ers, leerkrachten en docenten, scholen, ontwikkelings- en andere onderwijsinstellingen, instellingen voor onderzoek en informatietechnologie, en onderwijspolitiek. Tussenresultaten van Optimaliserend Onderwijs worden steeds in andere instellingen en scholen beproefd en verder verspreid.
Resumo:
Kinderen worden in basisscholen veelal in leeftijdsgroepen ingedeeld. Er zijn dan steeds leerlingen die ten opzichte van leeftijdsgenoten heel goed of juist slecht presteren. Dit leidt bij deze 'relatief afwijkende leerlingen' tot demotivatie, gerichtheid op andere activiteiten, en 'onderpresteren'. In de hier voorgestane pedagogiek en didactiek wordt elk kind, per ontwikkelings- of competentiegebied, doorlopend en adequaat gesteund. Dit is ook conform de vigerende onderwijswetgeving. De praktische consequentie is dat het onderwijsaanbod in elke groep of klas steeds dient te zijn afgestemd op de werkelijke (begin)kenmerken van de aanwezige leerlingen. Vervolgens dient elk kind in school steeds iets boven het eigen niveau te kunnen spelen en leren, deels volgens eigen voorkeuren en eigen regulatie. Dit vereist voorbereide onderwijsleersituaties en een doorlopend helder inzicht in relevante diagnostische ontwikkelings- en leerniveaus alsmede in de individuele leerprocessen en -effecten. Praktische realisatie van deze eisen vraagt ten eerste om vaststelling van de beginkenmerken van leerlingen. Ten tweede dient het feitelijke speel- en leeraanbod te zijn georganiseerd in aansluiting op deze individuele beginkenmerken, in een meer flexibele vormgeving dan gebruikelijk. Deze twee onderwijsaspecten worden hier concreet uitgewerkt en ingevuld in het kader van een handleiding voor ontwikkelings- of design-based onderzoek dat samen met leerkrachten en management wordt uitgevoerd.
Resumo:
Het Koninklijk Nederlands Geleidenhonden Fonds (KNGF) heeft een 3 daagse cursus ontwikkeld waarbij zij ouders leren hun hond in te zetten ten behoeve van het autistische kind. Om de cursus te kunnen evalueren en het effect van een door ouders getrainde huishond in kaart te kunnen brengen hebben zij ouders op 3 verschillende momenten vragenlijsten laten invullen waarbij het alledaags functioneren en autismespectrum gerelateerd probleemgedrag van het kind en stress bij ouders in kaart zijn gebracht. Deze data zijn gebruikt om te onderzoeken of de aan- of afwezigheid van de hond van invloed was op het alledaags functioneren van het kind en of er in de maanden na het volgen van de cursus verandering optrad in de genoemde uitkomstmaten. Resultaten laten zien dat het alledaags functioneren van het kind in aanwezigheid van de hond beter leek te zijn dan in vergelijkbare situaties in afwezigheid van de hond. Tevens was in de maanden na het onderzoek een vermindering te zien van autismespectrum gerelateerd probleemgedrag. Ook het alledaags functioneren leek in de tijd te verbeteren, maar dit effect leek ook weer iets af te nemen. Het maakte voor de genoemde uitkomstmaten niet uit of de respondenten bij aanvang van het onderzoek al een hond hadden of pas later een hond kregen. Stress bij ouders nam significant af voor de groep die bij aanvang van het onderzoek al een hond had.
Resumo:
Dit onderzoek gaat over de relatie tussen zelfwaardering en employability en het mediërende effect van motivatie bij werklozen. Employability wordt gedefinieerd als loopbaanonderzoek en -planning, loopbaanidentiteit, sociaal en menselijk kapitaal (Koen, 2013). Verondersteld wordt dat eigenwaarde een positieve relatie met deze dimensies van employability laat zien. Als mediator wordt motivatie voor werkhervatting genomen. Deze wordt onderscheiden in autonome en gecontroleerde motivatie, gebaseerd op de Zelf Determinatie Theorie (ZDT) van Deci en Ryan (2002). Dit model geeft aan dat autonome motivatie, waarbij werklozen zelf graag weer willen werken, duidt op een sterke zelfdeterminatie en gecontroleerde motivatie, waarbij werklozen zich gedwongen voelen tot werkhervatting, op een zwakke zelfdeterminatie duidt. De onderzoeksgroep bestaat uit 90 werklozen die een re-integratietraject volgden. De deelnemers hebben, gedurende activiteiten van het re-integratiebedrijf, de vragenlijsten ingevuld. Zelfwaardering is gemeten met de Nederlandstalige Rosenberg Self-EsteemScale. Employability is gemeten met de schalen van Koen, Klehe en Van Vianen (2013) gebaseerd op het model van Fugate, Kinicki en Ashforth (2004). De kwaliteit van motivatie (autonoom en gecontroleerd) voor werkhervatting zijn gemeten met schalen die samengesteld zijn door Koen (2013) gebaseerd op de JS-SRQ. Er zijn significant positieve verbanden gevonden tussen eigenwaarde en loopbaanplanning, sociaal en menselijk kapitaal. Verder zijn er significante mediërende effecten gevonden van autonome motivatie voor werkhervatting op de verbanden tussen eigenwaarde enerzijds en loopbaanonderzoek, loopbaanplanning, loopbaanidentiteit en menselijk kapitaal anderzijds. Er zijn geen significant mediërende effecten van gecontroleerde motivatie voor werkhervatting op de hoofdeffecten gevonden.