17 resultados para Staat

em Open University Netherlands


Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Aanleiding voor het onderzoek Deze scriptie sluit aan bij de afstudeerkring “effectieve verandermanagers”. Aanleiding voor dit onderzoek was de brede vraag “Wat onderscheidt een effectieve veranderingsmanager op het middenniveau in organisaties van een minder effectieve bij het implementeren van veranderingen?” Binnen deze brede vraag past de centrale vraagstelling in dit onderzoek: “Welke neerwaartse activiteiten oefenen middenmanagers uit in een sensemakingproces tijdens een verandering?“ Middenmanager Allereerst definiëren we het begrip ‘middenmanager’. De middenmanager bevindt zich op een kruispunt: In de verticale lijn tussen het topmanagement en de werkvloer, op de horizontale lijn tussen de diverse afdelingen (Nonaka,1994). Ten behoeve van mijn onderzoek sluit ik mij aan bij de positionering van Huy (2001). Hij plaatst de middenmanager 2 lagen onder de CEO en 1 laag boven lijnmedewerkers en professionals. In een veranderingsproces heeft de middenmanager verschillende rollen te vervullen. Deze verschillende rollen zijn, onder anderen, beschreven door Huy (2001) en Quinn (1998). Zij noemen: entrepreneur, communicator en therapeut, stimulator, mentor, innovator, bemiddelaar, producent, bestuurder, coördinator, controleur. De onderzoekers zijn het er over eens dat de middenmanager moet balanceren en doseren in de verschillende rollen om effectief te kunnen zijn in een veranderingsproces. Sensemakingproces Dit onderzoek probeert meer kennis te genereren over welke neerwaartse activiteiten middenmanagers uitoefenen gedurende een sensemakingproces tijdens een verandering. We definiëren het begrip ‘sensemakingproces’. Het sensemakingproces vindt plaats als mensen geconfronteerd worden met boodschappen of gebeurtenissen die nieuw zijn. Door met deze nieuwe informatie te kijken naar de bestaande werkelijkheid, is een bewustwording op gang geholpen die kan leiden tot verandering. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de activiteiten (wat doen middenmanagers op dagelijkse basis) van middenmanagers in sensemakingprocessen. Rouleau & Balogun (2007) hebben dat wel onderzocht en onderscheiden de volgende vier sensegivingactiviteiten: het uitrollen van netwerken; het distribueren van gedachten door het voeren van gesprekken; het identificeren van sociale en culturele systemen. Relevantie onderzoek De externe validiteit van het hierboven genoemde onderzoek van Rouleau & Balogun (2007) is echter beperkt, doordat deze is uitgevoerd onder een kleine populatie in Canada en het Verenigd Koninkrijk. Mijn onderzoek wil een bijdrage leveren aan de toename van de externe validiteit door te verifiëren of de neerwaartse activiteiten van de middenmanager die gevonden zijn in het onderzoek van Rouleau & Balogun (2007) middels een andere onderzoeksmethode en met een andere onderzoekspopulatie (de Nederlandse zorginstelling Tactus). Wat betreft de praktische relevantie kan gezegd worden dat mijn onderzoek meer inzicht geeft aan de middenmanagers in welke activiteiten zij uitvoeren of zouden kunnen uitvoeren. Zij kunnen zich bewust worden van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op het sensemakingproces van hun medewerkers. Ik verwacht daarmee hun effectiviteit te vergroten. Centrale vraag en deelvragen Bij de centrale vraag kunnen de volgende deelvragen geformuleerd worden: 1. Wat is de rol van middenmanagers in een sensemakingproces tijdens een verandering? 2. Zijn de neerwaartse sensemakingactiviteiten van middenmanagers (uit de studie van Rouleau & Balogun, 2007) ook te identificeren zijn binnen één Nederlandse GGZ-stichting? 3. Zijn er andere neerwaartse sensemakingactiviteiten van middenmanagers te identificeren? Conceptuele model Het model dat de basis is voor de beantwoording van de tweede en derde deelvraag, is gebaseerd op de literatuur. In dit model worden de sensemakingactiviteiten van de middenmanager als een onafhankelijke variabele gezien die direct invloed heeft op het sensemakingproces binnen het team. Daarbij kunnen we enkele mediërende en modererende factoren onderscheiden. Als modererende factor noemen we, ten eerste, de mate waarin voor het teamlid het persoonlijke triggerpoint bereikt is. Hoe dichter genaderd, hoe meer kans op verandering bij dit teamlid (Kloosterboer, 2008). Ten tweede noemen we het sneeuwbaleffect van de positieve feedback (Kelman, 2005): hoe verder in het proces, hoe meer kans op verandering. Tenslotte noemen we als modererende factor het emotiemanagement van de middenmanager. Hoe meer de middenmanager in staat is de balans te vinden, hoe meer kans op verandering (Huy, 2002). Als mediërende factor kunnen we de horizontale sensegiving noemen, ofwel de sensegiving door peers (Balogun & Johnson, 2005). Deze sensegiving kan, los van de sensemakingactiviteiten van de manager een geheel eigen verandering op gang brengen. Het kan dus gezien worden als (een deel van) de verklaring voor het sensemakingproces binnen het team. Dit onderzoek beperkt zich tot het bestuderen van de sensemakingactiviteiten van de middenmanager en hun effect op het sensemakingproces binnen het team. In het onderzoek worden de modererende factoren en de mediërende factor dus niet meegenomen. Onderzoeksopzet Het onderzoek is opgesteld als multiple-case design, toetsend onderzoek. Toetsend, omdat de externe validering van de neerwaartse sensemakingactiviteiten van de middenmanager nog laag is. Het multiple-case design biedt de mogelijkheid om cases met elkaar te vergelijken en bredere steun te vinden voor de geformuleerde proposities. De voorgenomen bronnen waren een (één op één) interview met acht middenmanagers, een groepsinterview met meerdere medewerkers per middenmanager en documenten. De focus in alle interviews was de middenmanager en diens sensemakingactiviteiten. De opgevraagde en aangeleverde documenten zijn echter geen adequate bron van informatie gebleken. Resultaten De eerste deelvraag is beantwoord middels literatuurstudie. De onderzoekers zijn het er over eens dat de middenmanager moet balanceren en doseren in de verschillende rollen om effectief te kunnen zijn in een veranderingsproces. De tweede en derde deelvraag werden beantwoord middels een multiple-case design onderzoek. De resultaten uit dit onderzoek laten zien dat de neerwaartse sensemakingactiviteiten uit de studie van Rouleau & Balogun (2007), inderdaad gevonden werden binnen de genoemde GGZ-stichting. De hypothese is daarmee geverifieerd. De derde conclusie is dat er geen andere neerwaartse sensemakingactiviteiten van middenmanagers zijn geïdentificeerd. Door de verkregen informatie over de vier sensemakingactiviteiten van middenmanager terug te brengen naar handelingsniveau, is zichtbaar geworden dat er verschillen zijn tussen de middenmanagers. De handelingen in gezamenlijkheid leidden wel tot de vier sensemakingactiviteiten. Discussie De casestudie heeft geen nieuwe activiteiten aangetoond. Dat maakt de definiëring van het begrip steviger. Door de vier sensemakingactiviteiten (Rouleau & Balogun, 2007) op een derde niveau op te delen in kleinere eenheden, draagt deze casestudie tevens bij aan een nadere definiëring van het begrip ‘neerwaartse sensemakingactiviteiten van de middenmanager’. Door de verduidelijking van het begrip is kwantitatief onderzoek beter mogelijk, waardoor nu ook causale verbanden tussen de neerwaartse sensemakingactiviteiten van de middenmanager en de sensemaking bij de medewerkers gemaakt kunnen worden. Aanbevelingen In een vervolgonderzoek zou het conceptuele model deels of geheel onderzocht kunnen worden. Met een dergelijk onderzoek, of meerdere onderzoeken zou meer duidelijkheid kunnen komen over de mate van invloed van de mediërende factoren en modererende factor op de sensemaking. Aanbeveling voor verder onderzoek is om de onderzoeksmethode te variëren of uit te breiden met bijvoorbeeld participerende observatie. Dan zou waarneming kunnen plaatsvinden vanuit het perspectief van een betrokkene (Yin, 2003). Een andere methode om de activiteiten beter te inventariseren is het laten bijhouden door managers van hun sensemakingactiviteiten. Een bijkomende propositie die dit onderzoek oplevert, is dat de relatie tussen al dan niet hebben van onbewuste kennis en het beschikken over ervaring als leidinggevende niet gelegd kan worden. Deze propositie zou verder onderzocht kunnen worden.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Lugtenberg, S. (2016)Welke Constructen Zijn van Invloed op Attitude van Leerkrachten om Samenwerkend Leren in te Zetten als Instructiestrategie? Mei, 17, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Meinen, E. (2016). De relatie tussen de professionele ruimte van leraren en hun deelname aan professionaliseringsactiviteiten:de modererende rol van motivatie. Mei, 23, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Maakt ICT ons nou knapper of juist dommer? In amper twintig jaar is het maatschappelijk leven voor een groot deel verplaatst naar de virtuele ruimte. Alles en iedereen wordt digitaal met elkaar verbonden. Wat is de invloed van al die nieuwe technologie op ons begrip van de wereld, op ons gedrag, op onze cultuur? Wat betekent het voor het onderwijs? Deze sessie bespreekt de rol van media voor onze cognitieve ontwikkeling. Daartoe worden de ervaringen met oude media zoals geschreven tekst, radio en TV gekoppeld aan de wereld van Twitter, Apple, Facebook en Google, en wordt de blik gericht op wat ons nog te wachten staat.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Maakt ICT ons nou knapper of juist dommer? In amper twintig jaar is het maatschappelijk leven voor een groot deel verplaatst naar de virtuele ruimte. Alles en iedereen wordt digitaal met elkaar verbonden. Wat is de invloed van al die nieuwe technologie op ons begrip van de wereld, op ons gedrag, op onze cultuur? Wat betekent het voor het onderwijs? Deze sessie bespreekt de rol van media voor onze cognitieve ontwikkeling. Daartoe worden de ervaringen met oude media zoals geschreven tekst, radio en TV gekoppeld aan de wereld van Twitter, Apple, Facebook en Google, en wordt de blik gericht op wat ons nog te wachten staat.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

De Bie, B. (2016). Ontwikkeling van een Zelfevaluatietool voor de Implementatie van 21ste-eeuwvaardigheden in Vlaamse Basisscholen. Juli, 25, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Beeker, M. (2016). Formatieve Toetsing als Diagnose-Strategie: De Relatie tussen Diagnose door middel van Formatieve Toetsing en Rendement op Thesistoetsen. Augustus, 4, 2016, Heerlen, Nederland: open Universiteit.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Kragten, L. (2016). Excelleren in een Passende Omgeving: een Verkennend Onderzoek naar Wenselijke Karakteristieken van Excellentieprogramma’s voor het Middelbaar Beroepsonderwijs. Juni, 21, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Boot-Groenink, A. (2016). Het Effect van Formatief Gebruik van Rubrics op Transparantie, Zelfregulatie, Self-Efficacy en Prestatie bij Propedeusestudenten van Applied Science. juli, 12, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Ouadi-Maachi, I (2016). Ik Zie, Ik Zie, Wat Jij Ook Ziet … I See, I See, What You Also See … Een ontwerpgericht onderzoek naar de invloed van visuele beelden in het ontwikkelingsperspectief van de ‘Nederlands als tweede taal’(NT2) leerling om een eventuele taalbarrière tussen de leraar en de ouders te doorbreken. Juli,11, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Kragten, L. (2016). Excelleren in een Passende Omgeving: een Verkennend Onderzoek naar Wenselijke Karakteristieken van Excellentieprogramma’s voor het Middelbaar Beroepsonderwijs. Juni, 21, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

In de scriptie “Stichting Brein: Op het scherp van de snede” is onderzocht in hoeverre de private opsporing door stichting Brein kan bijdragen aan de strafrechtelijke handhaving van de Auteurswet. Brein is een organisatie die voor haar aangeslotenen uit de entertainmentindustrie de strijd aangaat met intellectuele eigendomsfraude. Brein richt zich vooral op piraterij: illegale dvd’s en cd’s en grootschalig delen via internet. Haar werkzaamheden zijn het best te omschrijven als private opsporing. Het juridisch kader hiervan is beperkt: stichting Brein valt niet onder een wet zoals de WPBR. Medewerkers van Brein zijn in wezen burgers die aan opsporing doen. Tijdens de opsporing wordt intensief samengewerkt met politie en FIOD. Het door elkaar lopen van private en publieke opsporing kan vragen oproepen over de monopolie van opsporing en vervolging van het OM. Brein is altijd afhankelijk van OM: het OM kan alleen bij grootschalige piraterij, georganiseerde criminaliteit én als civielrechtelijk optreden tekort schiet, kiezen voor een strafrechtelijke vervolging. De jurisprudentie toont aan dat de private opsporing van stichting Brein goed kan bijdragen aan de strafrechtelijke handhaving van de Auteurswet, zolang er sprake is van een goed opererend OM. Als het OM faalt, staat stichting Brein, ondanks de gedegen eigen private opsporing en hoog gewaardeerde expertise, met lege handen.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Klimaatverandering is een van de grootste wereldwijde problemen van onze tijd. Niet alleen overheden, maar ook bedrijven en banken worden aangesproken op de impact die zij hebben op het klimaat. Er zijn en worden inmiddels ook juridische stappen gezet om de staat aansprakelijk te stellen voor deze impact: in 2015 beval de Rechtbank Den Haag in de zogenoemde klimaatzaak de Nederlandse overheid meer te doen om CO2-uitstoot tegen te gaan. Naar aanleiding van dit vonnis (waarvan appel is ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag) wordt in deze scriptie onderzocht of het juridisch houdbaar is dat Nederlandse banken aansprakelijk kunnen zijn voor hun indirecte invloed - via financieringen, inhoudende leningen of beleggingen - op klimaatverandering. De rechtsgrond daarvoor is art. 6:162 BW in samenhang met de bancaire zorgplicht van artikel 4:24a Wft dan wel een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm. Daarbij wordt bekeken wat de zorgplicht van banken precies inhoudt en wordt bezien welke toezeggingen banken ter zake hebben gedaan en welke overeenkomsten zij hebben gesloten voor wat betreft klimaatimpact. De conclusie luidt dat banken niet, naar analogie met de klimaatzaak, rechtens aansprakelijk kunnen worden gehouden voor hun indirecte klimaatimpact middels financieringen.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Doordat verhevigde concurrentiekrachten bedrijven dwingen om sneller te innoveren als voorheen wordt innovatie gezien als de belangrijkste uitdaging voor zowel publieke als private organisaties in de huidige tijd. Omdat elk nieuw product of innovatie start met 1 persoon in de organisatie die een vernieuwend idee heeft en dit idee in actie wil omzetten, is het van belang om het innovatiepotentieel van alle werknemers in de organisatie te benutten. Een belangrijke rol hierin is weggelegd voor de directe leidinggevende die met zijn gedrag in staat is om het innovatieve werkgedrag (IWG) van zijn ondergeschikten te stimuleren. In dit rapport is onderzocht of dienend leiderschap (DL), een leiderschapsstijl die in het bijzonder opvalt door de nadruk die hierin wordt gelegd op de emotionele, relationele en morele dimensies van leiderschap, IWG van werknemers bevordert. De relatie tussen deze leiderschapsstijl en individueel IWG is niet eerder onderzocht maar door aanwijzingen in de literatuur en empirisch onderzoek naar verwante concepten, was de verwachting dat DL IWG positief zou beïnvloeden en dat er een (gedeeltelijk) mediërende rol zou zijn weggelegd voor het gevoel van psychologische veiligheid (PV) dat werknemers ervaren in hun werkteam. Aan de hand van een open online vragenlijst met gestructureerde vragen zijn 226 werknemers, werkzaam in Nederland en Vlaanderen in een variëteit aan bedrijfstakken, ondervraagd. Middels de vragenlijst is in kaart gebracht: de perceptie van werknemers van het DL van hun directe leidinggevende, hoe groot het gevoel van PV is dat werknemers ervaren in hun werkteam en de mate waarin werknemers van zichzelf vinden dat zij IWG vertonen. Uit het onderzoek blijkt dat naarmate werknemers hun leidinggevende meer als dienend leider percipiëren zij zichzelf significant hoger scoren op IWG. Van de 8 dimensies waar DL uit bestaat (empowerment, accountability, nederigheid, dienstbaarheid, authenticiteit, moed, vergeving en rentmeesterschap) blijken enkel de dimensies empowerment en authenticiteit een significante invloed uit te oefenen op IWG boven de bijdragen van de andere DL-dimensies. Uit het onderzoek blijkt ook dat naarmate werknemers hun leidinggevende meer als dienend leider percipiëren, zij een significant hoger gevoel van PV in hun werkteam rapporteren. Hoewel er ook een significant positief verband is gevonden tussen het gevoel van PV dat werknemers ervaren in hun werkteam en de scores die zij zichzelf geven op IWG, blijkt PV geen mediërende rol te spelen in de relatie tussen DL en IWG. DL is in het onderzoek een dubbel zo sterke voorspeller gebleken van IWG dan PV. Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek naar de relatie tussen DL, PV en IWG zijn onder andere dat PV en IWG op groepsniveau worden onderzocht in plaats van op individueel niveau, dat autonomie en zelfvertrouwen als variabelen worden meegenomen in het onderzoek en dat ook gebruik wordt gemaakt van beoordelingen van leidinggevenden voor wat betreft IWG in plaats van enkel van zelfbeoordeling. Organisaties die het belangrijk vinden dat het innovatiepotentieel van al hun werknemers wordt aangesproken, hebben leidinggevenden nodig die authentiek zijn en die hun ondergeschikten kunnen empoweren. Praktische aanbeveling is dan ook dat gedragingen van leidinggevenden die te maken hebben met empowerment en authenticiteit door de organisatie gestimuleerd worden. Het betreft hier onder andere de volgende leiderschapsgedragingen: werknemers aanmoedigen zich persoonlijk te ontwikkelen, werknemers het gevoel geven dat ze bekwaam zijn, sturen op het nemen van zelfstandige beslissingen (empowerment), professionele rollen ondergeschikt maken aan wie men is als persoon, doen wat beloofd is, eerlijk zijn en zich kwetsbaar durven opstellen (authenticiteit).

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

In dit artikel staat het onderpresteren van leerlingen in het basisonderwijs centraal. Onderpresteren is opgevat als de discrepantie tussen intelligentie en schools presteren op het gebied van taal en rekenen. Met behulp van secundaire analyse van longitudinale gegevens uit de grootschalige PRIMA-cohort:studie zijn drie vragen beantwoord: 1) Hoe groot is de groep onderpresteerders? 2) Op welk moment begint (en eventueel eindigt) het onderpresteren? 3) Met welke leerling-en klaskenmerken hangt het onderpresteren samen? De analyse heeft betrekking op bijna 5800 leerlingen die in de jaren 2000, 2002 en 2004 in de groepen 4, 6 en 8 zaten. De resultaten laten zien dat er qua taal bij circa 20% en wat betreft rekenen bij 16% van de leerlingen sprake is van onderpresteren. Met name hoogbegaafde leerlingen gaan in de loop van hun schoolloopbaan onderpresteren. Tevens is er een aantal relaties tussen onderpresteren en andere leerlingkenmerken vastgesteld. De bevindingen maken duidelijk dat er zich nog een reservoir aan verborgen talent bevindt in het basisonderwijs.