Excelleren in een Passende Omgeving: een Verkennend Onderzoek naar Wenselijke Karakteristieken van Excellentieprogramma’s voor het Middelbaar Beroepsonderwijs


Autoria(s): Kragten, Leontien
Data(s)

05/08/2016

05/08/2016

21/06/2016

Resumo

Kragten, L. (2016). Excelleren in een Passende Omgeving: een Verkennend Onderzoek naar Wenselijke Karakteristieken van Excellentieprogramma’s voor het Middelbaar Beroepsonderwijs. Juni, 21, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Bevordering van excellentie is in Nederland al langer onderwijsbreed beleidsdoel; deze focus ontbrak echter in het mbo. Met een substantiële investering voor ontwikkeling van excellentieprogramma’s in dit schoolsegment beoogt het ministerie dit te veranderen. Temeer omdat gegevens over excelleren in het mbo nauwelijks voorhanden zijn, is niet bekend of excellerende mbo-studenten andersoortige excellentieprogramma’s vragen dan in het hoger onderwijs. Het doel van dit verkennende onderzoek is om vanuit karakteristieken voor excellentieprogramma’s in het mbo aanbevelingen te doen voor vormgeving van toekomstige programma’s, passend bij de behoefte van mbo-studenten. Het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een grote mbo-instelling in Midden-Nederland, bestaat uit drie fases en is zowel kwalitatief als kwantitatief van aard. In het vooronderzoek zijn vier programma’s geselecteerd die voldoen aan de criteria van een excellentieprogramma. Tevens is middels een vragenlijst het excellentietype van 147 mbo-studenten in kaart gebracht. Hiervoor is het Excellentiemodel van Youngworks, Motivaction en Platform Bèta Techniek (2012) gebruikt. In de hoofdstudie heeft systematisch onderzoek plaatsgevonden naar wenselijke karakteristieken van een excellentieprogramma in het mbo. Hierbij is de Group Concept Mapping-methode van Kane & Trochim (2007) gevolgd, met als toevoeging een tweede focusgroep. Voor dataverzameling en analyse is gebruik gemaakt van Concept Systems Global Max [software] (2014). In deze hoofdstudie hebben 76 studenten, docenten, managers/directeuren en stafmedewerkers geparticipeerd. Zij leverden 76 gezamenlijk geformuleerde karakteristieken van een excellentieprogramma op, die daarna zijn geclusterd. Kwantitatieve analyses als multidimensionale schaaltechnieken en hiërarchische clusteranalyses zijn gebruikt om visuele representaties van een goed excellentieprogramma te genereren. Beoordeling van karakteristieken door de stakeholders op belangrijkheid en haalbaarheid leverden go-zones met 36 meest belangrijke en haalbare karakteristieken. Data-analyse en -interpretatie vond in twee aparte focusgroepen plaats. In de evaluatiefase zijn de 36 karakteristieken als vragenlijst aan 102 mbo-studenten voorgelegd. Resultaten leverden handvatten voor vormgeving van excellentieprogramma’s van ROC Midden Nederland. De vierdeling van excellentietypen in het Excellentiemodel blijkt (binnen het mbo) niet op te gaan. Daarmee staat ook het onderscheidend vermogen voor de twee gevonden excellentietypen ter discussie en is daarom in de evaluatiefase beperkt meegenomen. De 76 karakteristieken van een excellentieprogramma blijken in te delen in 10 clusters, onderverdeeld in studentgerichte aspecten, programmagerichte aspecten en een docentprofiel. Het cluster selectie markeert de scheidslijn tussen programmagericht en studentgericht; studenten vinden selectie duidelijk minder belangrijk dan de andere stakeholders. Studentgerichte aspecten zijn het meest belangrijk en meest haalbaar; hier ligt een sleutel voor snel en makkelijk succes. Programmagerichte aspecten blijken het minst haalbaar; vooral de relatie met de beroepspraktijk is onvoldoende belegd. Excellerende studenten bij ROC Midden Nederland mogen meer uitgedaagd worden; samenwerking met de beroepspraktijk biedt mogelijkheden. Dit onderzoek draagt bij aan de kennis over excellentieprogramma’s in het mbo en biedt input voor een bredere discussie over excellentieonderwijs. Transitie van een aanbodgericht naar vraaggericht excellentieprogramma lijkt te voorzien in de behoefte van mbo-studenten. Passend hierbij is als selectie vooral gericht is op motivatie. Tevens wordt herziening van de vragenlijst van het Excellentiemodel aanbevolen. Tot slot blijkt de Group Concept Mapping-methode in het onderwijs geschikt voor visievorming. Een tweede focusgroep is daarbij aan te bevelen.

Identificador

http://hdl.handle.net/1820/6964

Idioma(s)

nl

Publicador

Open Universiteit

Palavras-Chave #Excellentieprogramma’s #karakteristieken #excellentietype #Group Concept Mapping #middelbaar beroepsonderwijs
Tipo

Master thesis