979 resultados para Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Resumo:
Mode of access: Internet.
Resumo:
Title varies: v.51-60 (1961-70) Nijhoff's Index op Nederlandse en Vlaamse Periodieken
Resumo:
Vols. 5-6: Boekdrukkerij van F.J. Belinfante.
Resumo:
Presentatie over de doelstelling en aanpak binnen het Viewbrics-project (www.viewbrics.nl), waarin gekeken wordt naar het effect van het gecombineerd gebruik van tekstuele rubrieken met videovoorbeelden op de kwaliteit van de feedback, mentale modellen en het aanleren van een aantal complexe (21e eeuwse) vaardigheden (samenwerken, presenteren, informatievaardigheden) in het Voortgezet Onderwijs.
Resumo:
Toebosch, B. (2016). Percepties van Leerlingen uit het Voortgezet Daltononderwijs ten aanzien van Reflectie. Mei, 31, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit
Resumo:
De Hoofdvraag van dit onderzoek is: Is er een relatie tussen de lever of control Interactive control en het vervullen van de controllerrol business partner? Dit onderzoek is gebaseerd op de dataset verkregen uit de controllerenquête 2013, uitgevoerd in opdracht van de Open Universiteit (Bork & van der Wal, 2014). Vanuit het literatuuronderzoek is het duidelijk: de rol business partner is een zeer gewenste rol voor controllers. Daarnaast is er in de literatuur een verband te vinden tussen de rol business partner en de lever of control Interactive control. De factor- en clusteranalyse zoals beschreven door Bork & van der Wal (2014), resulteerde in de identificatie van twee type controllers. In dit uitgebreide onderzoek is TYPE II geïdentificeerd als business partner, omdat hij/zij activiteitencombinaties uitvoert die gerelateerd zijn aan strategie, analyseren, het management ondersteunen in besluitvorming, advisering, change management en de organisatie vertegenwoordigen. 36% van de populatie van aan Nederlandse Universiteiten afgestudeerde controllers die ook werkzaam zijn als controller vervullen een rol grotendeels gelijk aan de rol business partner. De vervulling van de rol (TYPE II) is niet puur business partner. Vervaardigen en organiseren van rapportagestromen zijn ook activiteiten die uitgevoerd worden door TYPE II. Daarnaast voert TYPE I activiteiten als change en risk management uit, volgens de definitie zou de business partner deze activiteiten uit moeten voeren. De rol business partner wordt uitgevoerd, maar nog niet in de optimale vorm zoals aangegeven in de theorie. De logistische regressieanalyse op de dataset laat zien dat geen van de levers of control een significante trigger is voor het uitvoeren van een van de twee types controllerrollen (Bork & van der Wal, 2014). Dit verdiepende onderzoek concentreert zich op de relatie tussen de lever of control Interactive control en de zes activiteitencombinaties (factoren) in plaats van de twee clusters (TYPE I & II). De statistische analyses bevestigen de uitkomsten het onderzoek van Bork & van der Wal (2014). Er is geen significantie tussen Interactive control en de factoren die behoren bij de business partner rol. De hoofdvraag moet ontkennend beantwoord worden, er is geen relatie tussen de lever of control Interactive control en de controllerrol business partner. Een paar beperkingen van het onderzoek richten zich op de vragenlijst over de levers of control: is het de juiste vragenlijst voor dit onderzoek en meet deze vragenlijst de levers of control van controllers? Vervolg onderzoek kan zich richten op bovenstaande beperking. Daarnaast zijn er uit het onderzoek van Bork & van der Wal (2014) triggers naar voren gekomen die verder onderzocht kunnen worden.
Resumo:
Koops, J. (2016) International mindedness: kan het positief worden gestimuleerd? Een gestructureerde samenwerkingsopdracht als onderwijskundig middel ter bevordering van de international mindedness met behulp van de computer-mediated communication tool Skype©. Augustus, 1, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.
Resumo:
Wessels, N. (2016). Ik ben een gelukkeling! Exploratief Onderzoek naar het Geluk van Basisschoolleerlingen binnen de Schoolcontext. Juli, 26, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.
Resumo:
Het onderwerp van deze scriptie betreft de wettelijke regeling van het individuele keuzeinformatierecht van de patiënt, i.e. het recht op informatie over de prijs en kwaliteit van de behandelaar. De vraagstelling is of deze regeling beter in het privaatrecht (art. 7:448 BW) of in het publiekrecht (art. 10 Wkkgz) kan worden geplaatst. De vraagstelling is actueel omdat het wetgevend proces dat de informatierechten van de patiënt moet codificeren nog gaande is. Ter beantwoording van de onderzoeksvraag zijn juridische argumenten gezocht in de Nederlandse, Duitse en Belgische wetshistorie, jurisprudentie en wetenschappelijke literatuur. De gevonden argumenten zijn vervolgens getoetst aan hoger recht, namelijk de Patiëntenrichtlijn, en het in casu voornaamste rechtsbeginsel, namelijk de rechtszekerheid. De conclusie is dat het individuele keuze-informatierecht van de patiënt het meest doelmatig en ordenend geplaatst wordt door het in dezelfde regeling als de andere informatierechten van de patiënt te codificeren. In Nederland is dat in het privaatrecht.
Resumo:
Een Pedagogisch-Didactische KernStructuur® (PDKS®) bestaat uit een diagnostische, met name op kerndoelen en curriculumspecificaties gebaseerde systematiek voor het ontwerpen en realiseren van ‘Optimaliserend Onderwijs’ en de bijbehorende speel-/leerprocessen voor elk kind of elke leerling. In dit document wordt een nieuw ontwerp van een praktijkgerichte PDKS®-systematiek uitgewerkt die is ingebed in een webapplicatie ten behoeve van gebruik in instellingen voor vóór- en vroegschoolse educatie en in scholen voor PO en VO. Doel van dit digitale curriculumbeheersysteem is om het voor genoemde instellingen, scholen en leerkrachten / docenten gemakkelijker te maken het onderwijs en de speel-/leerprocessen verantwoord te individualiseren. Dit wil zeggen: deze onderwijs- en leerprocessen adequaat voor te bereiden en in te zetten ter ondersteuning van de ontwikkeling en de leerbehoefte, het leerniveau en het leertempo van individuele leerlingen en groepjes leerlingen in een flexibel groeps- of klasverband. De groeps- of klasorganisatie van leerlingen wordt onafhankelijk(er) van leeftijd en leerlingen kunnen verantwoord, individueel of samen, de eigen speel-/leerprocessen méér zelf reguleren. Via de hier ontwikkelde, informatietechnologisch ingebedde PDKS® kunnen essentiële onderwijs- en leerprocessen worden geïntegreerd. Bijvoorbeeld diagnostiek gebaseerd op individuele én landelijke indicatoren (dubbele diagnostiek), passende instructie en speel-/leerprocessen, vrije curriculumactiviteiten, curriculuminformatie en -beheer, en systematische evaluatie op verschillende onderwijsniveaus (leerling, groepje, groep/klas, school, bovenschools, landelijk). Samenwerking met jeugdzorg wordt eenduidiger, gemakkelijker en méér preventief. De combinatie van resultaten van landelijk genormeerde toetsing en de schoolgebonden evaluatie van leerarrangementen levert tevens concreet zicht op de feitelijke ‘schoolkwaliteit’.
Resumo:
Dit onderzoek bestudeerde het verband tussen probleemgerichte- en emotiegerichte coping en eetproblematiek en onderzocht daarnaast of mentale veerkracht de relaties tussen probleemgerichte en emotiegerichte coping enerzijds en eetproblematiek anderzijds beïnvloedt. Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van meer inzicht in de rol van mentale veerkracht als mogelijke moderator van de relatie tussen coping en eetproblematiek. Er is een eenmalige meting verricht bij jong volwassen vrouwen van 18 t/m 30 jaar uit de algemene populatie. Via e-mail en sociale media zijn online vragenlijsten verspreid die bruikbare gegevens opleverden van in totaal 188 vrouwen. Meetinstrumenten. Coping is gemeten middels de Utrechtse Coping Lijst (UCL) (Schreurs, Willige, van de Tellegen & Brosschot, 1988; Schreurs, Willige, van de Tellegen & Brosschot, 1993); mentale veerkracht is gemeten met behulp van de Resilience Scale-Nederlandse versie (RS-nl) (Portzky, 2008); en de mate van eetproblematiek is gemeten met de Eating Disorder Examination Questionnaire (EDE-Q) (Fairburn & Beglin, 1994). De resultaten hebben aangetoond dat er een significant negatief verband bestaat tussen probleemgerichte coping en mate van eetproblematiek en een significant positief verband tussen emotiegerichte coping en eetproblematiek. De negatieve samenhang tussen probleemgerichte coping en eetproblematiek bleek sterker bij een lagere mate van mentale veerkracht. De positieve samenhang tussen emotiegerichte coping en eetproblematiek bleek eveneens sterker bij een lagere mentale veerkracht. Personen met een lage mentale veerkracht en een ineffectieve (emotiegerichte of weinig probleemgerichte) copingstijl bleken de meeste eetproblemen te ervaren, bij een hoge mentale veerkracht werd de minste eetproblematiek gerapporteerd, ongeacht de gehanteerde copingstijl.
Resumo:
Doordat kanker vaker in een vroeg stadium wordt ontdekt en de behandelingen effectiever zijn, is de kans om te overleven toegenomen. Om ex-kankerpatiënten te kunnen begeleiden na hun ziekte is de Kanker Nazorg Wijzer (KNW) ontwikkeld: een online interventie voor ex-kankerpatiënten ter ondersteuning van ervaren problemen op diverse gebieden waaronder werkhervatting. De KNW bestaat uit modules met informatie, advies, training en feedback-op-maat voor die betreffende probleemgebieden. In het huidige onderzoek stond het effect van de KNW op werkgerelateerde problematiek bij werkende ex-kankerpatiënten centraal en werd ook het effect op kwaliteit van leven gemeten. Verwacht werd dat na zes maanden gebruik van de KNW het aantal werkzame uren (werkhervatting), de werktevredenheid en kwaliteit van leven bij de gebruikers (interventiegroep) meer is toegenomen dan bij de niet-gebruikers (controlegroep) en dat de problemen op het werk en de onvervulde behoefte aan werkgerelateerde informatie meer is afgenomen. Additief werd verondersteld dat, binnen de interventiegroep, de respondenten die specifiek de werkmodule hadden gebruikt een groter verschil laten zien tussen de voor- en nameting met betrekking tot de werkgerelateerde problematiek. Op basis van voorgaand onderzoek zijn sekse, leeftijd, opleiding en actieve coping meegenomen als confounders evenals de voormetingscores van de afhankelijke variabelen. Het betreft een gerandomiseerd experiment naar de effecten van de KNW. Respondenten zijn geworven bij 22 Nederlandse ziekenhuizen en werden random toegewezen aan de interventiegroep of controlegroep. Voor de effectmeting is alleen de data van werkende ex-kankerpatiënten gebruikt. Effecten werden getoetst met multiple regressie analyses waarbij werd gecorrigeerd voor de genoemde confouders. In de interventiegroep (N = 245) waren 156 werkende ex-kankerpatiënten (85.3% vrouw, leeftijd M = 50.7) en in de controlegroep (N = 236) waren dit er 134 (85.1% vrouw, leeftijd M = 51.2). De MRA gaf na correctie van de voormetingscores en confounders aan dat het gebruik van de KNW zorgde voor een significante verbetering van kwaliteit van leven op de subschalen fysiek functioneren (p = 0.005), emotioneel functioneren (p = 0.026), sociaal functioneren (p = 0.002) en vermoeidheid (p = 0.021). De MRA gaf geen significant effect van het gebruik van de KNW op de werkgerelateerde problematiek. Additief gaf een vergelijking binnen de interventiegroep tussen de gebruikers van de werkmodule (N = 25) en de niet gebruikers (N = 131) aan dat het aantal gewerkte uren significant meer was toegenomen onder de gebruikers (t (68) = 1.680, p = 0.049).
Resumo:
Density functional theory (DFT) is a powerful approach to electronic structure calculations in extended systems, but suffers currently from inadequate incorporation of long-range dispersion, or Van der Waals (VdW) interactions. VdW-corrected DFT is tested for interactions involving molecular hydrogen, graphite, single-walled carbon nanotubes (SWCNTs), and SWCNT bundles. The energy correction, based on an empirical London dispersion term with a damping function at short range, allows a reasonable physisorption energy and equilibrium distance to be obtained for H2 on a model graphite surface. The VdW-corrected DFT calculation for an (8, 8) nanotube bundle reproduces accurately the experimental lattice constant. For H2 inside or outside an (8, 8) SWCNT, we find the binding energies are respectively higher and lower than that on a graphite surface, correctly predicting the well known curvature effect. We conclude that the VdW correction is a very effective method for implementing DFT calculations, allowing a reliable description of both short-range chemical bonding and long-range dispersive interactions. The method will find powerful applications in areas of SWCNT research where empirical potential functions either have not been developed, or do not capture the necessary range of both dispersion and bonding interactions.