La palabra en el camino

Cada relato proviene de un encuentro con un anciano terminando su vida en una institución geriátrica. Es también el eco de un momento intenso compartido durante cuidados médicos donde verdaderos trozos de vida son revelados, testigos de su sufrimiento, abandono y amor. Están presentadas en su versión original en francés.

Sense making by middlemanagement

Aanleiding voor het onderzoek Deze scriptie sluit aan bij de afstudeerkring “effectieve verandermanagers”. Aanleiding voor dit onderzoek was de brede vraag “Wat onderscheidt een effectieve veranderingsmanager op het middenniveau in organisaties van een minder effectieve bij het implementeren van veranderingen?” Binnen deze brede vraag past de centrale vraagstelling in dit onderzoek: “Welke neerwaartse activiteiten oefenen middenmanagers uit in een sensemakingproces tijdens een verandering?“ Middenmanager Allereerst definiëren we het begrip ‘middenmanager’. De middenmanager bevindt zich op een kruispunt: In de verticale lijn tussen het topmanagement en de werkvloer, op de horizontale lijn tussen de diverse afdelingen (Nonaka,1994). Ten behoeve van mijn onderzoek sluit ik mij aan bij de positionering van Huy (2001). Hij plaatst de middenmanager 2 lagen onder de CEO en 1 laag boven lijnmedewerkers en professionals. In een veranderingsproces heeft de middenmanager verschillende rollen te vervullen. Deze verschillende rollen zijn, onder anderen, beschreven door Huy (2001) en Quinn (1998). Zij noemen: entrepreneur, communicator en therapeut, stimulator, mentor, innovator, bemiddelaar, producent, bestuurder, coördinator, controleur. De onderzoekers zijn het er over eens dat de middenmanager moet balanceren en doseren in de verschillende rollen om effectief te kunnen zijn in een veranderingsproces. Sensemakingproces Dit onderzoek probeert meer kennis te genereren over welke neerwaartse activiteiten middenmanagers uitoefenen gedurende een sensemakingproces tijdens een verandering. We definiëren het begrip ‘sensemakingproces’. Het sensemakingproces vindt plaats als mensen geconfronteerd worden met boodschappen of gebeurtenissen die nieuw zijn. Door met deze nieuwe informatie te kijken naar de bestaande werkelijkheid, is een bewustwording op gang geholpen die kan leiden tot verandering. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de activiteiten (wat doen middenmanagers op dagelijkse basis) van middenmanagers in sensemakingprocessen. Rouleau & Balogun (2007) hebben dat wel onderzocht en onderscheiden de volgende vier sensegivingactiviteiten: het uitrollen van netwerken; het distribueren van gedachten door het voeren van gesprekken; het identificeren van sociale en culturele systemen. Relevantie onderzoek De externe validiteit van het hierboven genoemde onderzoek van Rouleau & Balogun (2007) is echter beperkt, doordat deze is uitgevoerd onder een kleine populatie in Canada en het Verenigd Koninkrijk. Mijn onderzoek wil een bijdrage leveren aan de toename van de externe validiteit door te verifiëren of de neerwaartse activiteiten van de middenmanager die gevonden zijn in het onderzoek van Rouleau & Balogun (2007) middels een andere onderzoeksmethode en met een andere onderzoekspopulatie (de Nederlandse zorginstelling Tactus). Wat betreft de praktische relevantie kan gezegd worden dat mijn onderzoek meer inzicht geeft aan de middenmanagers in welke activiteiten zij uitvoeren of zouden kunnen uitvoeren. Zij kunnen zich bewust worden van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op het sensemakingproces van hun medewerkers. Ik verwacht daarmee hun effectiviteit te vergroten. Centrale vraag en deelvragen Bij de centrale vraag kunnen de volgende deelvragen geformuleerd worden: 1. Wat is de rol van middenmanagers in een sensemakingproces tijdens een verandering? 2. Zijn de neerwaartse sensemakingactiviteiten van middenmanagers (uit de studie van Rouleau & Balogun, 2007) ook te identificeren zijn binnen één Nederlandse GGZ-stichting? 3. Zijn er andere neerwaartse sensemakingactiviteiten van middenmanagers te identificeren? Conceptuele model Het model dat de basis is voor de beantwoording van de tweede en derde deelvraag, is gebaseerd op de literatuur. In dit model worden de sensemakingactiviteiten van de middenmanager als een onafhankelijke variabele gezien die direct invloed heeft op het sensemakingproces binnen het team. Daarbij kunnen we enkele mediërende en modererende factoren onderscheiden. Als modererende factor noemen we, ten eerste, de mate waarin voor het teamlid het persoonlijke triggerpoint bereikt is. Hoe dichter genaderd, hoe meer kans op verandering bij dit teamlid (Kloosterboer, 2008). Ten tweede noemen we het sneeuwbaleffect van de positieve feedback (Kelman, 2005): hoe verder in het proces, hoe meer kans op verandering. Tenslotte noemen we als modererende factor het emotiemanagement van de middenmanager. Hoe meer de middenmanager in staat is de balans te vinden, hoe meer kans op verandering (Huy, 2002). Als mediërende factor kunnen we de horizontale sensegiving noemen, ofwel de sensegiving door peers (Balogun & Johnson, 2005). Deze sensegiving kan, los van de sensemakingactiviteiten van de manager een geheel eigen verandering op gang brengen. Het kan dus gezien worden als (een deel van) de verklaring voor het sensemakingproces binnen het team. Dit onderzoek beperkt zich tot het bestuderen van de sensemakingactiviteiten van de middenmanager en hun effect op het sensemakingproces binnen het team. In het onderzoek worden de modererende factoren en de mediërende factor dus niet meegenomen. Onderzoeksopzet Het onderzoek is opgesteld als multiple-case design, toetsend onderzoek. Toetsend, omdat de externe validering van de neerwaartse sensemakingactiviteiten van de middenmanager nog laag is. Het multiple-case design biedt de mogelijkheid om cases met elkaar te vergelijken en bredere steun te vinden voor de geformuleerde proposities. De voorgenomen bronnen waren een (één op één) interview met acht middenmanagers, een groepsinterview met meerdere medewerkers per middenmanager en documenten. De focus in alle interviews was de middenmanager en diens sensemakingactiviteiten. De opgevraagde en aangeleverde documenten zijn echter geen adequate bron van informatie gebleken. Resultaten De eerste deelvraag is beantwoord middels literatuurstudie. De onderzoekers zijn het er over eens dat de middenmanager moet balanceren en doseren in de verschillende rollen om effectief te kunnen zijn in een veranderingsproces. De tweede en derde deelvraag werden beantwoord middels een multiple-case design onderzoek. De resultaten uit dit onderzoek laten zien dat de neerwaartse sensemakingactiviteiten uit de studie van Rouleau & Balogun (2007), inderdaad gevonden werden binnen de genoemde GGZ-stichting. De hypothese is daarmee geverifieerd. De derde conclusie is dat er geen andere neerwaartse sensemakingactiviteiten van middenmanagers zijn geïdentificeerd. Door de verkregen informatie over de vier sensemakingactiviteiten van middenmanager terug te brengen naar handelingsniveau, is zichtbaar geworden dat er verschillen zijn tussen de middenmanagers. De handelingen in gezamenlijkheid leidden wel tot de vier sensemakingactiviteiten. Discussie De casestudie heeft geen nieuwe activiteiten aangetoond. Dat maakt de definiëring van het begrip steviger. Door de vier sensemakingactiviteiten (Rouleau & Balogun, 2007) op een derde niveau op te delen in kleinere eenheden, draagt deze casestudie tevens bij aan een nadere definiëring van het begrip ‘neerwaartse sensemakingactiviteiten van de middenmanager’. Door de verduidelijking van het begrip is kwantitatief onderzoek beter mogelijk, waardoor nu ook causale verbanden tussen de neerwaartse sensemakingactiviteiten van de middenmanager en de sensemaking bij de medewerkers gemaakt kunnen worden. Aanbevelingen In een vervolgonderzoek zou het conceptuele model deels of geheel onderzocht kunnen worden. Met een dergelijk onderzoek, of meerdere onderzoeken zou meer duidelijkheid kunnen komen over de mate van invloed van de mediërende factoren en modererende factor op de sensemaking. Aanbeveling voor verder onderzoek is om de onderzoeksmethode te variëren of uit te breiden met bijvoorbeeld participerende observatie. Dan zou waarneming kunnen plaatsvinden vanuit het perspectief van een betrokkene (Yin, 2003). Een andere methode om de activiteiten beter te inventariseren is het laten bijhouden door managers van hun sensemakingactiviteiten. Een bijkomende propositie die dit onderzoek oplevert, is dat de relatie tussen al dan niet hebben van onbewuste kennis en het beschikken over ervaring als leidinggevende niet gelegd kan worden. Deze propositie zou verder onderzocht kunnen worden.

Sjuksköterskans upplevelse av humorns betydelse i psykiatrisk omvårdnad - En intervjustudie

Bakgrund: Sjuksköterskan förväntas arbeta med patientens bästa i fokus och hon möter många allvarliga situationer där själva existensen står på spel och där sjuksköterskan behöver härbärgera starka känslor hos patienter och deras närstående, men också upprätthålla sin egen integritet och känslomässiga balans. Humor har visats vara ett kraftfullt men tveeggat verktyg i kommunikation och relationsbyggande. Inom psykiatrin kan detta verktyg förmodas behöva hanteras med särskilt kunskap och omsorg. Syfte: Att beskriva hur sjuksköterskan i psykiatrisk omvårdnad ser på humor som företeelse och hennes upplevelse av positiva respektive negativa effekter av att använda humor. Metod: Undersökningen utfördes med en kvalitativ innehållsanalys av halvstrukturerade intervjuer med fem sjuksköterskor verksamma inom psykiatrisk omvårdnad. Resultat: Humor sågs som ett viktigt verktyg inom psykiatrisk omvårdnad som det krävdes lyhördhet, respekt, fingertoppskänsla och timing för att kunna använda. Den huvudsakliga strategin för att använda humor var öppenhet för spontant humor i mötet men det gavs även exempel på medvetna interventioner. Humor öppnade möjligheter att få se verkligheten från nya perspektiv vilket var verksamt för att förändra negativa tankar samt lätta på ångest och negativa känslor. Humor underlättade kommunikation och kunde användas för att jämna ut maktbalanser. Det fanns risk för negativa effekter om humor användes för att trycka ner andra eller som verklighetsflykt. Psykiatriska patienter uppfattades som mer sårbara och medvetenhet om hur svåra psykiska sjukdomar påverkar förmågan att uppfatta och uppskatta humor var viktig även om ett allmänt bra bemötande ansågs vara grundläggande. Slutsats: Positiva former av humor som används på ett respektfullt och inkännande sätt kan vara är ett viktigt verktyg i omvårdnaden för att möjliggöra nya perspektiv på tillvaron, ge lättnad i ångest, minska negativa känslor och tankar samt höja livskvaliteten för både patienter och personal i en verksamhet med mycket allvar.

Mellanchefers upplevelser av psykosocial arbetsmiljö inom distributions- och logistikverksamhet – en pendling mellan hög aktivitet och låg stress?

Forskarnas genuina intresse för den psykosociala arbetsmiljön med koppling mellanchefer gav upphov till att dyka djupare inom området och belysa centrala delar i form av krav, kontroll och socialt stöd. Framåtskridandet går mot en ökad medvetenhet kring den psykosociala arbetsmiljön, då ohälsan i arbetslivet ökar och Arbetsmiljöverkets nya föreskrift om organisatorisk och social arbetsmiljö är i fokus. I linje med en ökad medvetenhet som sker kring den psykosociala arbetsmiljön vill vi rikta ett särskilt fokus till mellanchefer som bör ha en förmåga att hantera krav både uppifrån och ned. Studien har främst utgått från Robert Karaseks och Töres Theorells Krav – kontroll – stödmodellen. Syftet är att undersöka mellanchefers upplevelse med fokus på den psykosociala arbetsmiljön i ett privat företag inom distributions- och logistikverksamhet. Metoden har bestått av en kvalitativ metod i form av en fallstudie där semistrukturerade intervjuer ligger som grund med åtta respondenter ifrån distributionscentret. Resultatet uppvisar att mellancheferna har en hög grad av inflytande, upplevelsen av arbetskrav varierar men i koppling till befattningen är kraven rimliga. Det sociala stödet upplevs som bra på arbetsplatsen och anses av funktionscheferna som en viktig och central del i arbetet. Slutsatser som har uppnåtts är att funktionscheferna har rimliga krav och upplever en bra nivå av kontroll i arbetet, men att ha en alltför hög kontroll i arbetet kan leda till negativ stress. En balans i pendlingen mellan aktiva arbeten och lågstressarbeten anses vara en fördel för att bevara en god psykosocial arbetsmiljö. Detta för att motverka de negativa effekterna som kan uppstå av att befinna sig inom varje komponent för länge. I studien har det påvisats att företaget anses ha en god psykosocial arbetsmiljö och därmed kan ses som ett gott exempel i arbetslivet.

Gränsdragning mellan arbete & fritid : Närvaro i sin frånvaro

Vårt syfte med denna studie är att ämna beskriva vilken betydelse det gränslösa arbetet får för chefsrollen, utifrån de förändringar som sker i dagens arbetsliv samt hur gränsdragningen mellan arbete och fritid hanteras. Vi valde att utföra vår studie i form av kvalitativa intervjuer, där vi intervjuade sex medarbetare inom en offentlig organisation i Dalarna, Sverige. Det resultat vi erhöll analyserades utifrån tidigare forskning och teorier. Resultaten i vår studie visar att cheferna direkt eller indirekt påverkas av förändringar som sker i arbetslivet och att det även är något som påverkar hur cheferna hanterar gränsdragningen mellan arbete och fritid. Studiens resultat visar vidare att cheferna menar att dessa förändringar bidrar till att förändra deras sätt att agera i chefsrollen och att det ställer andra krav på deras kompetenser. Resultatet visar också att kraven i arbetet måste vara rimliga, för att skapa balans mellan arbets- och privatliv och att det i första hand inte är de kvantitativa faktorerna i förhållande till arbetet som skapar en upplevelse av gränslöshet. Med kvantitativa faktorer menar vi de faktorer som traditionellt beskrivs som mer konkreta faktorer i arbetet, exempelvis arbetets utformning, arbetstiden, tillgängligheten eller antalet arbetsuppgifter att utföra. Istället belyser resultatet att en emotionell känsla av stress kan uppstå i relation till den egna upplevelsen av en känslig situation i arbetet eller när den egna kompetensen inte räcker till i arbetsutförandet och att det kan skapa en otydlig gräns mellan arbetstid och fritid.

Inkludering av nya motionärer på motionsanläggningar : Motionärers föreställningar om människor som inte motionerar

Syfte Syftet var att undersöka vad aktiva-motionärer anser om vardags-motionärer avseende livsstil, karaktärsdrag och hälsostatus. Metod För att inkludera vardags-motionärer på motionsanläggningar där motionärer finns bör man lösa upp barriärer till motion. Det kan därför vara av nytta att ta reda på om och i så fall vad aktiva-motionärer anser om vardags-motionärer. Detta för att kunna veta om förändringen ska ske hos aktiva-motionärer eller vardags-motionärer för att möjliggöra inkludering av vardagsmotionärer på motionsanläggningar där aktiva-motionärer finns. Detta genomfördes med en kvalitativt inriktad undersökning genom en intervjustudie i form av semistrukturerade intervjuer. Resultat Respondenterna anger att hälsa är en upplevd balans såväl psykiskt som fysiskt. I motsats till detta innebär ohälsa obalans. Konsekvenserna av denna obalans nämnde respondenterna som trötthet, sämre koncentration, övervikt, lättare att drabbas av sjukdomar samt försämrad livskvalité. Det respondenterna nämnde om en vardags-motionär är att denna individ sällan gör mer än vad det behöver i vardagen, är ohälsosamma, innehar obalans och kan drabbas av konsekvenserna som nämns ovan. Slutsats Undersökningen visar att det finns åsikter hos aktiva-motionärer om vardags-motionärer. Dock uttalar sig aktiva-motionärer ogärna om hur vardags-motionärer är som personer, men beskriver enklare deras leverne. Det undersökningen därmed kan konstatera är att andras åsikter är en befogad barriär till varför motion inte bedrivs. Om denna barriär är något som syns utåt på anläggningarna är dock svårt att säga.

Förväntningsgapet i Sverige : Påverkar storleken på revisionsbyrån?

I ett aktiebolag är det viktigt att företagets intressenter kan lita på den finansiella information som styrelsen och verkställande direktören ger ut. För intressenternas räkning utses en revisor för att granska verkställande direktörens och styrelsens arbete samt verifiera att den huvudsakliga delen av redovisningen stämmer. Forskning visar att revisorns fokus inte är i balans med intressenternas förväntningar. Vad som ingår i revisorns arbetsuppgifter finns det många uppfattningar om och revisorerna anklagas ofta för att inte upptäcka bedrägerier. Forskning visar också att kvaliteten på revisionen skiljer sig åt mellan stora och små revisionsbyråer, vilken påverkar vilka förväntningar klienten har på revisorn. Forskning visar att allmänheten anser att det finns en kvalitetsskillnad på revisionen mellan stora och små revisionsbyråer vilket kan leda till att klienternas förväntningar skiljer sig beroende på vilken revisionsbyrå de använder. Teoretisk referensram Kapitlet förklarar att förväntningsgapet kan delas upp i flera olika gap, och att dessa gap orsakar problem för revisorn om vilken roll denne ska ta. Kapitlet visar att utbildning och större ansvar är tänkbara åtgärder för revisorn.  Kapitlet beskriver också att det råder delade meningar bland forskarna om det existerar en kvalitetsskillnad på revisionen mellan stora och små revisionsbyråer. Vissa forskare anser att större revisionsbyråer har högre kvalitet, samtidigt som andra anser att det inte råder någon skillnad alls vilket kan påverka gapet mellan klienten och revisorn. Syftet med uppsatsen är att undersöka om ett förväntningsgap existerar i Sverige och om gapet påverkas av storleken på revisionsbyrån samt att undersöka möjliga åtgärder till förväntningsgapet. Metod I uppsatsen har en kvantitativ metod använts. Enkäter skickades ut via mejl till verkställande direktörer och ekonomiansvariga då de har kontakt med företagets revisor. I studien tillfrågades totalt 750 företag där endast 70 ekonomiansvarige och verkställande direktörer fyllde i en fullständig enkät. Resultat Kapitlet sammanställer resultatet från studien. Resultatet visar att det existerar ett förväntningsgap hos uppsatsens respondenter och deras respektive revisorer. Studien visade inte någon signifikant skillnad på förväntningsgapet mellan stora och små revisionsbyråer. Studien visar att verkställande direktörerna och ekonomiansvariga som deltog i studien har otillräckliga kunskaper om revisorns arbetsuppgifter och att utbildning kan reducera förväntningsgapet. Analys Alla delar i förväntningsgapet som presenteras i teorikapitlet existerar bland respondenterna och deras revisorer. Storleken på revisionsbyrån påverkar inte om det uppstår ett förväntningsgap eller storleken på förväntningsgapet. Studien visar att respondenterna har bristande kunskaper i revisorns arbete. Ett sätt att minska förväntningsgapet är utbildning vilket både forskare och studien bekräftar. Slutsats Den slutsats som kan dras är att det existerar ett förväntningsgap bland uppsatsens respondenter och deras revisorer. Studien bekräftar också att det inte finns något samband mellan förväntningsgapet och storleken på revisionsbyrån. Förväntningsgapet uppstår när företagen inte har tillräckliga kunskaper om revisorns arbete och när revisorn inte uppfyller sina skyldigheter. Förväntningsgapet kan åtgärdas genom mer utbildning, bättre presterande revisorer och genom utveckling av revisionsstandarderna.

Bland rutschbanebrallor och halkiga stockar : En studie om hur förskollärare tillsammans med barnen arbetar utomhus med fysikaliska begrepp som återkommer i läroplanen för åk 1-3.

The purpose of this study was to find out if preschool teachers use physical concepts included in thecurriculum for grade 1-3 (gravity, center of gravity, equilibrium, balance and friction) with the children in the outdoor environment at the preschool, if preschool teachers believe it is concepts that works to use with children in preschool outdoor environment and if the work could be developed regarding these physical concepts. To conduct the study, observations were done of preschool yards and semi-structured interviewswere conducted with preschool teachers who work in preschool right now. The result shows that it requires little resources to work with these concepts outdoors and teachers are positive to use the concepts but they do not use it to the extent they would like for a variety of reasons. In various ways, the preschool teachers also expresses that it is possible for children to absorb the physical concepts at preschool and it would help to later build a foundation in the form of childrens thinking that science is something fun and exciting that belong in their everyday lives.

Rättfärdigade prioriteringar - en kvalitativ analys av hur personal i äldreomsorgen hanterar motstridiga verksamhetslogiker

Tidigare forskning visar att äldreomsorgspersonal kämpar med två typer av logiker: en ekonomisk logik och en omsorgslogik. Även om båda logikerna behövs för att skapa god omsorg så utmanar de varandra. Dessa utmaningar kommer till uttryck i omsorgspraktiken där personalen ställs in för val och måste göra prioriteringar. Denna avhandling syftar till att förstå hur äldreomsorgspersonal beskriver att de arbetar för att finna balans mellan logikerna och hur de rättfärdigar sina prioriteringar i omsorgen om de äldre personerna. Frågeställningen för avhandlingen är att ta reda på hur personal och enhetschef vid ett kommunalt äldreboende förstår och hanterar interaktionen mellan de två logiker som styr omsorgsarbetet för att främja de äldre personernas välbefinnande. Syftet innehåller tre delsyften: 1) att analysera personalens erfarenheter av och meningsskapande kring de äldre personernas välbefinnande och deras reflektioner kring det omsorgsarbete de utför, 2) att belysa och problematiserade logiker som styr omsorgsarbetet samt 3) att analysera hur personalen rättfärdigar sina prioriteringar i rådande kontext och hur deras förklarbarhet påverkar deras professionella identiteter. Målet är att bidra med socialvetenskaplig kunskap om de överväganden personal gör när de ställs inför att göra prioriteringar i äldreomsorgens praktik. Material samlades in genom 12 individuella intervjuer med personal vid ett kommunalt äldreboende, en intervju med personalens enhetschef och en uppföljande gruppintervju med tre personer ur personalgruppen. Materialet analyserades med tre analysmetoder: fenomenologisk analys, reflexiv analys och positioneringsanalys. Resultatet visar att personalen definierar de äldre personernas välbefinnande som ett behov av att känna sig existentiellt berörd. Denna känsla av existentiell beröring delas in i tre delar: känsla av valfrihet, känsla av njutning och känsla av närhet till någon eller något. Arbetet för att uppnå detta välbefinnande beskrivs innebära ett balanserande av tre tvetydigheter: att vilja värna om de äldre personernas valfrihet och samtidigt hantera institutionella begränsningar, de äldre personernas behov av aktivering å ena sidan och att de inte behöver aktiveras å andra sidan samt att förstå de äldre personernas behov av rutiner samtidigt som det är svårt att veta vilka behov de har. Tvetydigheterna kontextualiserades och de två logikerna som styr omsorgsarbetet analyserades. Analysen visar att enhetschefen skapar en hybrid av den ekonomiska logiken och omsorgslogiken; ekonomi är omsorg och vice versa. Denna hybrid möter motstånd från personalen som skiljer på de båda logikerna genom att tala om ”vård och det där andra”. Personalen upplever att den ekonomiska logiken begränsar deras möjligheter att utföra omsorg i linje med omsorgslogiken. Motsättningar mellan de båda logikerna leder till prioriteringar som rättfärdigas av personalen i syfte att behålla de professionella identiteterna. Den teoretiska analysen bygger på teorier om institutionella logiker, förklarbarhet ochprofessionell identitet. Analyserna visar vikten av att väcka dialog mellan enhetschefer och personal där de diskuterar innebörder av olika värdeord som används på politisk nivå. Sådana diskussioner skulle kunna bidra till mindre motstånd och en högre överensstämmelse mellan verksamhetsmål och praktik. Avhandlingen visar även vikten av att förstå logiker som vertikala istället för horisontellt uppdelade. Alltså, att styrande verksamhetslogiker existerar uppifrån och ned i verksamheter (från politisk nivå till chefsnivå och till praktisk nivå) och att de inte kan delas in i exempelvis en professionslogik och en styrningslogik. Den senare synen kan bidra till potentiella missförstånd eftersom det gör att konflikter kan tolkas existera mellan personal och chef, medan de egentligen existerar mellan olika motstridiga värderingssystem. Slutsatsen är att de båda logikerna behövs för att stödja äldre personers välbefinnande. Ibland är logikerna samspelta och ibland är de i konflikt med varandra. När logikerna ställs mot varandra är det av vikt att komma ihåg att den ekonomiska logiken är lika förhandlingsbar som omsorgslogiken. De två logikerna existerar i samspel och om deras motstridigheter inte belyses finns risk att omsorgspraktiken inte stödjer de äldre personernas välbefinnande.

Lästräning och läsmotivation : Hur kan intensivlästräning påverka elevers läsutveckling och läsmotivation?

Föreliggande studie har syftat till att undersöka möjliga effekter som intensivlästräning kan ge fem elever som ännu inte knäckt läskoden. Dessa elever har fått delta i ett läsprojekt som inneburit intensivlästräning 30 minuter om dagen i fyra veckor. Undervisningen har baserats på en kombination av ordförståelse, fonologisk lästräning och förståelseinriktade metoder. Stort fokus har även legat på att motivera och höja elevernas självförtroende. En kontrollgrupp har använts och skillnader i kunskapsutveckling och läsmotivation har kunnat påvisas mellan de båda grupperna efter studiens avslut. Resultatet av studien visar att elevernas kunskapsnivå, som väntat, har ökat under de fyra veckorna de deltagit i projektet. Det visar samtidigt att deras inställning gentemot läsning som aktivitet har förändrats. Efter avslutat projekt har samtliga en mer positiv attityd mot läsning jämfört med tidigare. Studien bidrar till en ökad förståelse av det nära sambandet mellan kunskap och motivation. Det blir tydligt hur viktigt det är att som lärare ha kunskap om detta samband för att på bästa sätt skapa en balans mellan undervisning som utmanar och undervisning som bekräftar. Med en ökad läsförmåga kommer ofta en ökad läsmotivation och de båda kompletterar varandra.

Geometriundervisning enligt Van Hieles utvecklingsnivåer : En kvalitativ studie om överensstämmelsen mellan lärares planering, genomförande och uppfattning av geometriundervisning i årskurs 3

Denna studie har undersökt överensstämmelsen mellan lärares planering, genomförande och uppfattning av geometriundervisning i årskurs 3. Bakgrunden till undersökningen är att elever i årskurs 4 uppvisar låga resultat i geometri. Bakgrunden är även att lärare som fokuserar på kommunikation, samarbete och utmaningar i geometriundervisningen kan se till att elever får arbeta med annat än enskilt räknande av rutinuppgifter, något som studier efterfrågar. Utifrån detta behövs en studie som undersöker lärares geometriundervisning närmare, gärna ur flera perspektiv. I denna studie samlades data om två lärares geometriundervisning in genom observationer, intervjuer och innehållsanalyser. Dataanalysen har utgått från Van Hieles utvecklingsnivåer. Resultatet visar att lärarna föredrar en balans mellan enskilt arbete med rutinuppgifter och alternativ till detta men har ett omedvetet fokus på olika geometriska aspekter vid varje stadie som tillhör undervisningen (planering, genomförande, uppfattning). Konsekvenserna blir exempelvis att en Van Hiele-nivå som ska bearbetas enligt planering inte alls berörs i genomförandet av lektionen, samt att nivåer hoppas över. Det finns även utmaningar i att skapa balans mellan matematik och aktivitet samt en avsaknad av geometriskt innehåll i en del läroböcker. Elever i årskurs 4 kanske har låga resultat i geometri för att nivåer av geometrilärande hoppas över i undervisningen?