996 resultados para werkhervatting en kwaliteit van leven
Resumo:
v. 1. Reizen in Midden-Sumatra, 1877-1879. 2 v.--v. 2. Aardri jkskundige beschri jving van Midden-Sumatra.--v. 3:1:1, Volksbeschrijving van Midden-Sumatra, door A. L. van Hasselt.--v. 3:1:2, Ethnographische atlas van Midden-Sumatra, met verklarenden tekst, door A. L. van Hasselt.--v. 3:2, De talen en letterkunde van Midden-Sumatra, door A. L. van Hasselt.--v. 4:1, Bi jdragen tot de kennis der fauna van Midden-Sumatra, door Joh. F. Snelleman. 2 v.--v. 4:2, Bijdragen tot de kennis der flora van Midden-Sumatra, door A. L. van Hasselt en Dr. J. G. Boerlage.
Resumo:
Overgedrukt mit de "Verslagen en Mededeelingen van de Directie van den Landbouw."
Resumo:
En la presente ponencia trataremos sobre la problemática actual de la movilidad en la Ciudad Autónoma de Buenos Aires. La consideramos un asunto de máxima importancia que aún no ha sido analizado profundamente desde la sociología, quedando (por lo general) en manos de arquitectos e ingenieros, sin lograr un enfoque interdisciplinario. En consecuencia, nos proponemos realizar un abordaje amplio que permita tratar la cuestión de la movilidad en su relación con el medio ambiente y el espacio público. Desde una concepción del territorio como un espacio dinámico, que es disputado por diversos intereses, analizaremos las huellas que en él van dejando los distintos modos de transporte. En ese proceso el automóvil marca una acentuación de la ruptura en la relación sociedad- naturaleza. Así, podremos ver los efectos que tiene el automóvil sobre el medio ambiente global y el urbano. En el último caso se aprecia también las desigualdades en la utilización del espacio público. Por último, pondremos en discusión las medidas que se intentan tomar desde la actual gestión del Gobierno de la Ciudad de Buenos Aires para disminuir la utilización de vehículos particulares, las cuales están en elaboración y en discusión
Resumo:
A partir de un abordaje retórico-literario, nuestro objetivo es indagar las representaciones discursivas de los elementos supersticiosos en la biografía de Nicias y en la de Dión. Tomaremos como ejemplo el eclipse de luna narrado en Nicias 23 y reiterado en Dión 24, para demostrar que mediante la repetición del ejemplo en dos contextos distintos Plutarco nos invita a reflexionar sobre la superstición de un modo más atractivo que la mera exposición teórica de doctrinas filosóficas.
Resumo:
Este trabajo pretende explorar la dimensión ritual en los Textos de las Pirámides, el corpus de literatura religiosa extensa más antiguo de la humanidad. La naturaleza variada de sus componentes textuales ha impedido que los egiptólogos comprendan en profundidad las complejidades de la colección y los contextos originales en los que estos textos (ritos) aparecieron. La aplicación de la teoría del ritual, principalmente la aproximación de la sintaxis ritual, ofrece a los investigadores un marco excelente de análisis e interpretación del corpus, su estructura y función. Sujeto a las reglas de la sintaxis ritual es posible exponer los múltiples niveles de significado en el corpus para la resurrección y salvación del difunto.
Resumo:
Kloosterman, D. (2016). Tablets als Wondermiddel voor de Motivatie? Een onderzoek naar de invloed een gesloten tabletsysteem op motivatie van leerlingen. mei, 24, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.
Resumo:
De Hoofdvraag van dit onderzoek is: Is er een relatie tussen de lever of control Interactive control en het vervullen van de controllerrol business partner? Dit onderzoek is gebaseerd op de dataset verkregen uit de controllerenquête 2013, uitgevoerd in opdracht van de Open Universiteit (Bork & van der Wal, 2014). Vanuit het literatuuronderzoek is het duidelijk: de rol business partner is een zeer gewenste rol voor controllers. Daarnaast is er in de literatuur een verband te vinden tussen de rol business partner en de lever of control Interactive control. De factor- en clusteranalyse zoals beschreven door Bork & van der Wal (2014), resulteerde in de identificatie van twee type controllers. In dit uitgebreide onderzoek is TYPE II geïdentificeerd als business partner, omdat hij/zij activiteitencombinaties uitvoert die gerelateerd zijn aan strategie, analyseren, het management ondersteunen in besluitvorming, advisering, change management en de organisatie vertegenwoordigen. 36% van de populatie van aan Nederlandse Universiteiten afgestudeerde controllers die ook werkzaam zijn als controller vervullen een rol grotendeels gelijk aan de rol business partner. De vervulling van de rol (TYPE II) is niet puur business partner. Vervaardigen en organiseren van rapportagestromen zijn ook activiteiten die uitgevoerd worden door TYPE II. Daarnaast voert TYPE I activiteiten als change en risk management uit, volgens de definitie zou de business partner deze activiteiten uit moeten voeren. De rol business partner wordt uitgevoerd, maar nog niet in de optimale vorm zoals aangegeven in de theorie. De logistische regressieanalyse op de dataset laat zien dat geen van de levers of control een significante trigger is voor het uitvoeren van een van de twee types controllerrollen (Bork & van der Wal, 2014). Dit verdiepende onderzoek concentreert zich op de relatie tussen de lever of control Interactive control en de zes activiteitencombinaties (factoren) in plaats van de twee clusters (TYPE I & II). De statistische analyses bevestigen de uitkomsten het onderzoek van Bork & van der Wal (2014). Er is geen significantie tussen Interactive control en de factoren die behoren bij de business partner rol. De hoofdvraag moet ontkennend beantwoord worden, er is geen relatie tussen de lever of control Interactive control en de controllerrol business partner. Een paar beperkingen van het onderzoek richten zich op de vragenlijst over de levers of control: is het de juiste vragenlijst voor dit onderzoek en meet deze vragenlijst de levers of control van controllers? Vervolg onderzoek kan zich richten op bovenstaande beperking. Daarnaast zijn er uit het onderzoek van Bork & van der Wal (2014) triggers naar voren gekomen die verder onderzocht kunnen worden.
Resumo:
De rol van de controller behelst een grote verscheidenheid aan activiteiten. Er is veel over deze rol geschreven, dat resulteerde in verschillende gezichtspunten over en categorieën van controller activiteiten. In het algemeen kan gesteld worden dat de controller de manager ondersteunt bij de uitvoering van zijn besluitvormingsproces. Er is niet veel geschreven over perceptieverschillen over de rol van de controller. Omdat dat wel nuttig kan zijn voor de werkrelatie tussen manager en controller is onderzocht of er perceptieverschillen bestaan en bij welke controller activiteiten deze zich voordoen. Het onderzoek naar perceptieverschillen tussen managers en controllers over de rol van de controller is uitgevoerd door een kwalitatief onderzoek, een gevalsstudie, bij een universitair medisch centrum. Drie manager-controller koppels zijn geïnterviewd aan de hand van een door hen ingevulde lijst met controller activiteiten. De resultaten van de interviews zijn de belangrijkste bron voor het onderzoek. Er komen drie verklaringscategorieën naar voren voor de perceptieverschillen, namelijk 1. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over het hiërarchische niveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd; 2. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over de betekenis van de woorden waarmee de activiteit is omschreven; 3. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over het kwaliteitsniveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd. De controller kent in het algemeen een hogere score toe aan het belang van het uitvoeren van de controlling activiteit dan de manager. Er bestaan veel perceptieverschillen, maar het patroon tussen de 3 onderzochte koppels met betrekking tot hun perceptie van het al dan niet uitvoeren van de controller activiteit en met betrekking tot het belang dat zij aan het uitvoeren van de activiteit hechten is te grillig om een gelegitimeerde conclusie te trekken over het daadwerkelijke bestaan van perceptieverschillen of over de importantie van een activiteit als moderator voor de verklaring van het perceptieverschil. De meeste perceptieverschillen worden verklaard door een interpretatieverschil over het hiërarchisch niveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd. In deze gevallen die liggen op het gebied van interne analyse, risico management en management control systemen, is de manager meestal van mening dat een controller activiteit wordt uitgevoerd, terwijl de controller van mening is dat deze niet wordt uitgevoerd. Dit verschil kan te maken hebben met de afstand van de beoordelaar tot de uit te voeren activiteit. Bij de meeste perceptieverschillen percipieert de manager de activiteit als uitgevoerd en de controller percipieert deze als niet uitgevoerd. Naast de afstand tot de uit te voeren activiteit, kan ook het professioneel oogpunt meespelen als verklarende factor voor deze perceptieverschillen. Dit speelt met name een rol bij activteiten op het gebied van interne analyse, leiding geven en veranderen en onderhoud van systemen. Over activteiten behorend bij het controllertype business partner bestaan meer perceptieverschillen dan die behorend bij het type policeman. Dit kan betekenen dat de business partner activiteiten van de onderzochte controllers niet of minder zichtbaar worden uitgevoerd. De perceptie er over verschilt zeker.
Resumo:
Zelfsturend leren is cruciaal voor het leren van leerlingen. Verschillende studies geven echter aan dat zelfsturend leren in het basisonderwijs nauwelijks op gang komt. In dit onderzoek werken onderwijsprofessionals en onderzoekers samen aan het optimaliseren van een professionaliseringsaanpak waarin 55 basisschoolleraren worden getraind en begeleid in het bevorderen van zelfsturend leren van hun leerlingen. Een belangrijk kenmerk van deze aanpak is dat leraren niet worden getraind volgens een formeel professionaliseringstraject, maar dat de professionele ontwikkeling van leraren is ingebed in de eigen lespraktijk en dat leraren van en met elkaar leren. De effectiviteit van de ontwikkelde aanpak wordt onderzocht op de mate van zelfsturend leren, motivatie, metacognitie en leerprestaties van leerlingen en de professionele ontwikkeling van deelnemende leraren.
Resumo:
`
Resumo:
De Groot, D. (2016). Flexibele Leerroutes voor Propedeusestudenten: Grounded Theory Onderzoek naar het Identificeren van Studentkenmerken in de Matching, ten behoeve van een Vraaggerichte, Gepersonaliseerde Leerroute in de Propedeuse Social Work. Juli, 26, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.
Resumo:
Koops, J. (2016) International mindedness: kan het positief worden gestimuleerd? Een gestructureerde samenwerkingsopdracht als onderwijskundig middel ter bevordering van de international mindedness met behulp van de computer-mediated communication tool Skype©. Augustus, 1, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.
Resumo:
Meyer, G. (2016). Aansluiting van de MBO Techniek opleiding niveau 4 op de arbeidsmarkt Een survey onder afgestudeerden. Juli, 14, 2016, Heerlen, Nederland:Open Universiteit.
Resumo:
In de scriptie “Stichting Brein: Op het scherp van de snede” is onderzocht in hoeverre de private opsporing door stichting Brein kan bijdragen aan de strafrechtelijke handhaving van de Auteurswet. Brein is een organisatie die voor haar aangeslotenen uit de entertainmentindustrie de strijd aangaat met intellectuele eigendomsfraude. Brein richt zich vooral op piraterij: illegale dvd’s en cd’s en grootschalig delen via internet. Haar werkzaamheden zijn het best te omschrijven als private opsporing. Het juridisch kader hiervan is beperkt: stichting Brein valt niet onder een wet zoals de WPBR. Medewerkers van Brein zijn in wezen burgers die aan opsporing doen. Tijdens de opsporing wordt intensief samengewerkt met politie en FIOD. Het door elkaar lopen van private en publieke opsporing kan vragen oproepen over de monopolie van opsporing en vervolging van het OM. Brein is altijd afhankelijk van OM: het OM kan alleen bij grootschalige piraterij, georganiseerde criminaliteit én als civielrechtelijk optreden tekort schiet, kiezen voor een strafrechtelijke vervolging. De jurisprudentie toont aan dat de private opsporing van stichting Brein goed kan bijdragen aan de strafrechtelijke handhaving van de Auteurswet, zolang er sprake is van een goed opererend OM. Als het OM faalt, staat stichting Brein, ondanks de gedegen eigen private opsporing en hoog gewaardeerde expertise, met lege handen.
Resumo:
De beoordeling van vorderingen en inzet van (extra) diagnostiek ('indicatiestelling') in het onderwijs kunnen de kans op het ontstaan van problemen bij een kind vergroten. Tijdige herkenning en preventieve ondervanging van de problemen vragen veranderingen in de inhoudelijke, evaluatieve, didactisch-organisatorische en diagnostische systematieken in en rond scholen. Daarom wordt gewerkt aan de opbouw van een inhoudelijk integrerende, pedagogisch-didactische kernstructuur (PDKS). Deze helpt de dialoog en samenwerking tussen opvoedeling(en) of leerling(en), opvoeder(s), leerkracht(en) en andere professionals eenduidig in te richten en te optimaliseren. Didactisch-organisatorische steun wordt verleend door passende software in de vorm van 'Diagnostische, Instructie en Management Systemen' (DIMS). De beoogde veranderingen worden samen met leerkrachten en schoolleidingen ontwikkeld en proefondervindelijk gerealiseerd in enkele scholen voor primair onderwijs. De schoolontwikkeling biedt de contextuele condities ter realisatie van 'verantwoorde zelfregulatie' van elk kind of elke leerling. Dit wordt toegelicht in verschillende praktijkvoorbeelden. Ook worden volgende ontwikkelingen geschetst.