131 resultados para werkgerelateerde problemen
Resumo:
Hrsg. von L. William Stern.
Resumo:
1. bd. Ṭolsṭoy, Niṭshe un Ḳarl Marḳs -- 2. bd. Naṭur filozofisher maṭerializm -- 3. bd. Hisṭorishe ideen farbindungen -- 4. bd. Natsyonaliṭeṭ un progrem -- 5. bd. In ḳamf far folḳ un shprakh -- 6. bd. Der eḳonomisher maṭerializm un di natsyonale frage -- 7. bd. Di moral filozofie un der end-tsil -- 8. bd. In shṿere tsayṭen -- 9. bd. Der tsienizm un der nayer yishev in Erets Yiśroel -- 10. bd. Di Rusishe reṿolutsye un dos yidishe folḳ -- 11. bd. Iyov un Fausṭ -- 12. bd. Alberṭ Aynshṭayns ṭeorye fun relaṭiṿiṭeṭ -- 13. bd. Der sotsyalizm un di natsyonale frage -- 14. bd. Oyf di ṿegn fun modernem gedanḳengang -- 15. bd. Hoypṭ-problemen fun sotsyalizm.
Resumo:
I uppsatsen görs en kritisk diskursanalys ur ett hbtq-perspektiv av Sverigedemokraternas styrdokument, den partianknutna tidningen SD-Kuriren och några andra relevanta texter. Materialet har delats in i tre tidsperioder, 1989-1995, 1996-2002 och 2003-2015 och frågorna som ställs till materialet handlar om vilka problem, orsaker till problem och lösningar på problem som går att identifiera som centrala i de studerade texterna. De identifierade problemen under de olika perioderna är ”den låga nativiteten”, ”osundheten” och ”den hotade kärnfamiljen; samt ”den hotade kärnfamiljen och den därmed hotade nationen”. Alla dessa problem kan kopplas ihop med Sverigedemokraternas hbtq-politik. I ett andra steg i uppsatsen görs en kvantitativ studie över frekvensen av ett antal ur det studerade perspektivet centrala ord i partiets styrdokument och hur användningen av dessa ord varierar över tid. De studerade orden är sund, familj, naturlig, nation, moral, folk och nativitet. Ett par av resultaten är att användningen av ordet ”nation” är som mest frekvent i det senaste styrdokumentet, medan ordet ”sund” var mest vanligt under den mittersta av de studerade perioderna. I analysens sista del görs utblickar mot Sverigedemokraternas agerande på det hbtq-politiska området, under de senaste åren. Med hjälp av begreppen heteronormativitet, homonormativitet och homonationalism görs avslutningsvis ytterligare en läsning av texterna där exempel på alla dessa företeelser går att identifiera i materialet.
Resumo:
Migration is as old as humanity, but since the 1990s migration flows in Western Europe have led to societies that are not just multicultural but so-called «super-diverse». As a result, Western towns now have very complex social structures, with amongst others large amounts of small immigrant communities that are in constant change. In this paper we argue that for social workers to be able to offer adequate professional help to non-native residents in town, they will need balanced view of ‘culture’ and of the role culture plays in social aid. Culture is never static, but is continually changing. By teaching social workers about how to look at cultural backgrounds of immigrant groups and about the limitations of then role that culture plays in communication, they will be better equipped to provide adequate aid and will contribute to making various groups grow towards each other and to avoid people thinking in terms of ‘out-group-homogeneity’. Nowadays, inclusion is a priority in social work that almost every social worker supports. Social workers should have an open attitude to allow them to approach every individual as a unique person. They will see the other person as the person they are, and not as a part of a specific cultural group. Knowledge about the others makes them see the cultural heterogeneity in every group. The social sector, though, must be aware not to fall into the trap of the ‘inclusion mania’! This will cause the social deprivation of a particular group to be forgotten. An inclusive policy requires an inclusive society. Otherwise, this could result in even more deprivation of other groups, already discriminated against. Emancipation of deprived people demands a certain target-group policymaking. Categorized aid will raise efficiency of working with immigrants and of acknowledging the cultural identity of the non-natives group. It will also create the possibility to work on fighting social deprivation, in which most immigrants can be found.
Resumo:
El artículo examina los conceptos de Monumentos, Sitios y Museos conmemorativos a nivel internacional. Se comienza con la terminología de historia contemporánea como un término que se desarrolló y amplió desde 1950. La historia contemporánea influye también en el campo de las Bellas Artes. Los monumentos conmemorativos o sitios de la memoria en lugares auténticos son de gran importancia para la concienciación. En combinación con los museos tienen la posibilidad de recoger diversos objetos como fuentes escritas, artefactos, fotografías y registros de la historia oral como testimonios de los antiguos acontecimientos. En cuanto a los museos, esto se refleja particularmente en las concepciones de los museos para la Guerra y la Paz, los museos de la Memoria sobre el Genocidio, y los museos de Movimientos de Resistencia. Un artefacto particular del ataque terrorista del 11 de septiembre de 2001 es la Karyatide del famoso artista alemán Fritz Koenig, ahora colocado en el Battery Park al sur de Manhattan. Por último, el Memorial y Museo Nacional 11 de Septiembre se explica junto con su arquitectura, la idea de “Ausencia Reflexionada” y la Misión de la Memoria para el futuro.
Resumo:
Klimaatverandering is een van de grootste wereldwijde problemen van onze tijd. Niet alleen overheden, maar ook bedrijven en banken worden aangesproken op de impact die zij hebben op het klimaat. Er zijn en worden inmiddels ook juridische stappen gezet om de staat aansprakelijk te stellen voor deze impact: in 2015 beval de Rechtbank Den Haag in de zogenoemde klimaatzaak de Nederlandse overheid meer te doen om CO2-uitstoot tegen te gaan. Naar aanleiding van dit vonnis (waarvan appel is ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag) wordt in deze scriptie onderzocht of het juridisch houdbaar is dat Nederlandse banken aansprakelijk kunnen zijn voor hun indirecte invloed - via financieringen, inhoudende leningen of beleggingen - op klimaatverandering. De rechtsgrond daarvoor is art. 6:162 BW in samenhang met de bancaire zorgplicht van artikel 4:24a Wft dan wel een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm. Daarbij wordt bekeken wat de zorgplicht van banken precies inhoudt en wordt bezien welke toezeggingen banken ter zake hebben gedaan en welke overeenkomsten zij hebben gesloten voor wat betreft klimaatimpact. De conclusie luidt dat banken niet, naar analogie met de klimaatzaak, rechtens aansprakelijk kunnen worden gehouden voor hun indirecte klimaatimpact middels financieringen.
Resumo:
De beoordeling van vorderingen en inzet van (extra) diagnostiek ('indicatiestelling') in het onderwijs kunnen de kans op het ontstaan van problemen bij een kind vergroten. Tijdige herkenning en preventieve ondervanging van de problemen vragen veranderingen in de inhoudelijke, evaluatieve, didactisch-organisatorische en diagnostische systematieken in en rond scholen. Daarom wordt gewerkt aan de opbouw van een inhoudelijk integrerende, pedagogisch-didactische kernstructuur (PDKS). Deze helpt de dialoog en samenwerking tussen opvoedeling(en) of leerling(en), opvoeder(s), leerkracht(en) en andere professionals eenduidig in te richten en te optimaliseren. Didactisch-organisatorische steun wordt verleend door passende software in de vorm van 'Diagnostische, Instructie en Management Systemen' (DIMS). De beoogde veranderingen worden samen met leerkrachten en schoolleidingen ontwikkeld en proefondervindelijk gerealiseerd in enkele scholen voor primair onderwijs. De schoolontwikkeling biedt de contextuele condities ter realisatie van 'verantwoorde zelfregulatie' van elk kind of elke leerling. Dit wordt toegelicht in verschillende praktijkvoorbeelden. Ook worden volgende ontwikkelingen geschetst.
Resumo:
Een review van onderwijsanalyses en (beleids)onderzoeken verricht in de periode 1916-2015 wijst uit dat de reguliere jaarklassensystematiek in het Nederlandse primair en voortgezet onderwijs aanleiding geeft tot prestatie- en motivatieproblemen bij risico-leerlingen. Dit zijn met name de leerlingen die qua ontwikkelingspotenties of leervorderingen (aanvankelijk) duidelijk naar beneden of naar boven afwijken van leeftijdsgenoten in een groep of klas. Ondervanging van deze problemen lijkt mogelijk via een preventieve systematiek van ‘Optimaliserend Onderwijs’ voor elk kind in de vóór- of vroegschoolse educatie en elke leerling in het primair of voortgezet onderwijs. Een eerste vraag betreft de inhoudelijke en vormgevingskenmerken van dit onderwijsontwerp: welke richtlijnen en specificaties daarvan kunnen het onderwijs, spelen en leren voor elke leerling, zo optimaal mogelijk inhoud en vorm geven en hoe ziet een model van dit Optimaliserend Onderwijs eruit? Een tweede vraag is gericht op de realisatie van dit onderwijsontwerp: hoe is deze onderwijssystematiek te ontwikkelen in de Nederlandse schoolpraktijk? Gebruik van de sneeuwbalmethode in met name Nederlandse onderzoeks- en designliteratuur leidt tot beantwoording van de eerste vraag in de vorm van een multiniveau theoretisch ontwerp van ‘Optimaliserend Onderwijs’. Kernpunten hierin zijn: landelijke (deel)curricula gekenmerkt door instructievarianten; integratie van dubbele diagnostiek (individueel-longitudinaal en vergelijkend-genormeerd); flexibele certificerings- en diplomeringsstructuur; een ondersteunende schoolorganisatie; gecontroleerde opbrengst-optimalisering per kind of leerling en op instellings- en schoolniveau; per vóór- of vroegschoolse instelling of school(bestuur) kunnen ook vrije ofwel eigen onderwijsinvullingen worden ingericht. Beantwoording van de tweede vraag gebeurt met behulp van (onderzoeks)literatuur over multiniveau onderwijsinnovatie in de schoolpraktijk. Aanbevolen wordt om, op basis van een gezamenlijk besluit van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Tweede Kamer, relevante onderwijsinstanties, schoolbesturen en ouderorganisaties, te komen tot inrichting van samenhangende ontwikkelingsprojecten en -onderzoeken. Via een projectenserie in instellingen voor vóór- of vroegschoolse educatie en scholen voor primair en voortgezet onderwijs kan gecontroleerd worden samengewerkt tussen leid(st)ers, leerkrachten en docenten, scholen, ontwikkelings- en andere onderwijsinstellingen, instellingen voor onderzoek en informatietechnologie, en onderwijspolitiek. Tussenresultaten van Optimaliserend Onderwijs worden steeds in andere instellingen en scholen beproefd en verder verspreid.
Resumo:
Een validatie studie teneinde inzicht te geven in 1) de inhoudsvaliditeit, de concurrente validiteit en de interne consistentie van de Geriatric Depression Scale (GDS-30) en de Depressielijst (DL) voor het meten van depressie bij verpleeghuisbewoners en 2) de invloed van cognitief functioneren op het aantal missing items op de DL en de GDS-30. Een cross-sectionele studie met data afkomstig uit de effectstudie ‘Act in Case of Depression’. De steekproefomvang bestond uit verpleeghuisbewoners (N=432) van PG en somatische afdelingen. Meetinstrumenten: DL, GDS-30 en de Mini Mental State Examination (MMSE) voor cognitief functioneren. Experts beoordeelden de DL en de GDS-30 als geschikt voor afname bij verpleeghuisbewoners zonder cognitieve problemen. Echter ongeschikt voor afname bij verpleeghuisbewoners met ernstige cognitieve problemen. Experts vonden de items relevant voor de somatische cliënten, echter was er minder consensus over de itemrelevantie voor PG cliënten. De DL en de GDS-30 vertoonden een sterke interne consistentie en een sterke onderlinge correlatie. Er was geen associatie tussen de stemmingssymptomen van de DL en de GDS-30 en motivatie symptomen van de DL aan de ene kant en de MMSE aan de andere kant. De motivatiesymptomen gemeten met de GDS-30 vertoonden een middelmatige associatie met cognitief functioneren. Cliënten van PG afdelingen hadden meer missing items op de DL en op de GDS-30 dan cliënten van somatische afdelingen. Cognitief functioneren vertoonde een zwakke associatie met het aantal missing items op de DL en de GDS-30.
Resumo:
Het doel van dit onderzoek is te onderzoeken welke psychosociale determinanten een voorspellende waarde hebben voor het resultaat vier maanden na deelname aan een multidisciplinair behandelprogramma gebaseerd op Cognitief Gedragsmatige Therapie (CGT) voor verzuimende werknemers met Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK). Het onderzoek betreft een within-subject quasi-experiment van een retrospectieve selecte steekproef (n=1685) met twee meetmomenten: tijdens baseline en vier maanden na start interventie. De hoofdmaat voor het bepalen van behandelsucces is het percentage werkhervatting en de verschilscore op de Medical Outcomes Study 36-Item Short Form Health Survey (SF-36). De potentiële voorspellende variabelen zijn leeftijd, verzuimduur distress, klachteninterferentie, werkgerelateerde stressoren, vermijding, perfectionisme en een belastende thuissituatie (als gevolg van kleine dagelijkse irritaties en levensgebeurtenissen) Uit de analyse blijken alleen de variabelen verzuimduur en klachteninterferentie een klein negatief verband te hebben met het te bereiken resultaat wat betreft werkhervattingspercentage en SF-36 verschilscore. Deze twee determinanten voorspellen het werkhervattingspercentage bij gedeeltelijk verzuim voor 2.7% en bij volledig verzuim voor 11.9%. Overige onderzochte psychosociale variabelen blijken geen evidente voorspellende waarde te hebben op de uitkomst van de behandeling. De verschilscore op de VAR-schalen heeft slechts een beperkte samenhang met het werkhervattingspercentage.
Resumo:
När befolkningen i Sverige blir allt äldre kommer det bland annat leda till ett ökat sjukvårdsbehov. I genomsnitt har människor födda i länder långt från Norden sämre hälsa än personer födda inom Norden, de kan ha en annan kultur och tolka kommunikationen inom vården annorlunda. Syfte: Att beskriva faktorer som påverkar omvårdnaden av patienter och anhöriga från andra kulturer inom palliativ vård. Metod: En litteraturöversikt. Resultat: Är baserat på nio vetenskapliga artiklar. Det fanns kulturella skillnader i synen på allvarlig sjukdom och död. Inom flera kulturer är det tabubelagt att tala om döden och detta var sjuksköterskorna inom västerländsk kultur oerfarna vid, de var mer vana vid en rak och ärlig kommunikation med patienterna. Sjuksköterskorna hade kommunikationssvårigheter med patienter och närstående då de inte hade samma språk. Det var även svårt och tidskrävande att finna lämpliga tolkar som kunde hantera känsliga ämnen relaterat till palliativ vård. Konklusion: Sjuksköterskor upplevde att möten med patienter och anhöriga från andra kulturer ofta var svåra om de inte pratade samma språk. Trots detta upplevde sjuksköterskorna arbetet som tillfredsställande. Det framkom att för lite tid och stress var ett av problemen samt att behovet av tolkar var stort.
Resumo:
I en organisation belägen på Dalarnas landsbygd framkommer det i en medarbetarundersökning att ett ökande missnöje finns hos de anställda, där flera av problemen kan kopplas till den kraftiga expansion som organisationen just nu genomgår. Även en positiv organisationsförändring som tillväxt kan alltså bidra till problem hos de anställda. Denna studie har avsett att undersöka vilka utmaningar och möjligheter som upplevs hos de anställda i organisationen kopplat till den tillväxtfas de genomgår. Detta genom åtta djupintervjuer där urvalet var såväl chefer, medarbetare som HR-ansvariga. Utifrån respondenternas upplevelse av situationen fann vi fyra stora problemområden; avsaknad av gemensamma rutiner, otydliga roller, bristfällig information och kommunikation samt brist på proaktivt arbete för att säkerställa medarbetarnas kompetens. Vårt empiriska material tyder på att organisationen har ett gap när det kommer till utvecklingen av såväl de mänskliga resurserna, arbetssystem som ledarskapet. Antalet anställda ökar i en högre takt än organisationens infrastrukturella processer, något som kan ses som en organisatorisk växtvärk. Med utgångspunkt från resultatet ger vi förslag på vilka aktiviteter HR-funktionen bör fokusera på. För att bemöta utvecklingsgapet samt förhindra att fler växtvärkssymptom uppstår anser vi att HR bör fokusera på ett proaktivt arbete. En nyckelfaktor som vi genom vår utvecklade modell visar är att ledaren är av stor vikt för hur organisationen och dess medarbetare hanterar en växtvärkssituation. HR bör därför ha en klar bild över vilket stöd verksamhetens ledare behöver för att kunna skapa värde för organisationen, ledarna och medarbetarna. Några generella förslag på HR-aktiviteter går däremot inte att ge eftersom, precis som tidigare forskning visar, verksamheters individuella situation och kontext avgör vilka aktiviteter som är aktuella.
Resumo:
Mit der Einführung der Bildungsstandards für den mittleren Schulabschluss im Fach Physik ist vor allem der Prozess der Erkenntnisgewinnung stärker in den Mittelpunkt didaktischer und unterrichtlicher Arbeit gerückt. Damit erhält insbesondere das Experiment eine noch größere Rolle für den naturwissenschaftlichen Unterricht als ihm bereits vor der Einführung zukam. Im erkenntnistheoretischen Sinn gilt es neben der Entwicklung von Fragestellungen als eine der zentralen naturwissenschaftlichen Arbeitsweisen in der Physik. Ein besonderes Potential für den Physikunterricht bietet in diesem Zusammenhang das Schülerexperiment, dem trotz umstrittener Wirksamkeit zahlreiche Vorzüge zugeschrieben werden können. Neben der Förderung von praktischen experimentellen Fähigkeiten zählen dazu vor allem die Einführung in naturwissenschaftliche Denk- und Arbeitsprozesse und die Steigerung der Motivation bei den Lernenden. Um als Lehrperson konkret mit den auftretenden Problemen im Unterricht umgehen zu können und die Schülerinnen und Schüler angesichts wachsender Heterogenität individuell fördern zu können, ist es jedoch unerlässlich, über die Bandbreite der Schwierigkeiten Bescheid zu wissen und diese wiederum bei der Unterrichtsplanung zu berücksichtigen. Daher sollen im Rahmen dieser Arbeit Schüler-Versuchsprotokolle im Hinblick auf mögliche Schwierigkeiten der Lernenden analysiert werden. Die auszuwertenden Protokolle sind bereits im Rahmen des DiSiE-Projektes der Universität Kassel, das sich mit der Diagnose von Schülerschwierigkeiten beim eigenständigen Experimentieren beschäftigt, entstanden und wurden von Schülerinnen und Schüler während der Bearbeitung einer Experimentieraufgabe zum Hook’schen Gesetz angefertigt.
Resumo:
De svenska exportsträvandena kring sekelskiftet 1900 har belysts i några studier. Trots det vet vi lite om hur de svenska varorna mottogs och vilka problem som uppstod när Sverige på allvar gav sig ut på den globala marknaden. Denna artikel syftar till att avhjälpa denna brist genom att lyfta fram svenska exportproblem i relation till marknaderna i Södra Afrika vid sekelskiftet 1900. Det huvudsakliga materialet i artikeln består av 27 rapporter som skrevs av en exportagent och fem handelsstipendiater. Vad berättade de om problemen och hur reagerade man i samtiden på vad de berättade? I rapporterna från Södra Afrika beskrivs en rad utmaningar som den svenska exportsektorn var tvungen att övervinna för att kunna konkurrera på marknaderna. Dessa utmaningar har i artikeln sorterats in i tre olika kategorier. Varje kategori består av ett större problemkomplex som utgår från orsaker respektive lösningar på problemen. De tre kategorierna är de marknadsekonomiska problemen, de organisatoriskaproblemen och de nationella varumärkesrelateradeproblemen. Under perioden 1894-1908 skedde det en viss förskjutning från att bara marknadsekonomiska problem betonas till att de organisatoriska och nationellt varumärkesrelaterade problemen framträder. Denna förskjutning sammanfaller med det ”nationella uppvaknandet” i Sverige och framväxten av en ny nationalism fokuserad på industrialisering och modern teknologi. I artikeln framkommer det även att de problem och lösningar som lyftes fram i rapporterna från Södra Afrika inte var unika på något vis. I tidskriften Svensk Export, som gavs ut av Sveriges Allmänna Exportförening, publicerades det många artiklar och rapporter – både svenska och utländska - i vilka likartade problem och lösningar presenterades. Det handlade till exempel om att rätta sig efter efterfrågan, att skicka kunniga personer som kunde undersöka marknaderna, att göra reklam, att trycka kataloger på försäljningsmarknadens språk, att förbättra exportorganisationen och att industriidkare borde slå sig samman och arbeta tillsammans i form av handelsbolag.
Resumo:
Ausgehend von einer allgemeinen Definition beschreibt der Beitrag zentrale Merkmale und Anforderungen Kompetenzorientierten Unterrichts sowie dessen bildungspolitische und lerntheoretische Hintergründe. Diese allgemeindidaktische Perspektive wird mit den Bedingungen und Zielsetzungen im Lernbereich Globale Entwicklung verknüpft. Die Möglichkeiten und Herausforderungen, die sich bei der Umsetzung Kompetenzorientierten Unterrichts zeigen, werden anhand eines Unterrichtsbeispiels aus dem Lernbereich Globale Entwicklung ausgeführt. Hierbei liegt der Fokus auf komplexen Problemen als Ausgangspunkt, auf der Ermöglichung von Selbststeuerung durch die Schüler/-innen sowie auf der Erarbeitung reichhaltiger Ergebnisse, die eine sinnhafte Kommunikation und Vernetzung von Wissen erfordern. (DIPF/Orig.)