960 resultados para Palm, Johannes Henricus van der, 1763-1840.


Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

The modern Aegean Sea is an important source of deep water for the eastern Mediterranean. Its contribution to deep water ventilation is known to fluctuate in response to climatic variation on a decadal timescale. This study uses marine micropalaeontological and stable isotope data to investigate longer-term variability during the late glacial and Holocene, in particular that associated with the deposition of the early Holocene dysoxic/anoxic sapropel S1. Concentrating on the onset of sapropel-forming conditions, we identify the start of 'seasonal' stratification and highlight a lag in d18O response of the planktonic foraminifer N. pachyderma to termination T1b as identified in the d18O record of G. ruber. By use of a simple model we determine that this offset cannot be a function of bioturbation effects. The lag is of the order of 1 kyr and suggests that isolation of intermediate/deep water preceded the start of sapropel formation by up to 1.5 kyr. Using this discovery, we propose an explanation for the major unresolved problem in sapropel studies, namely, the source of nutrient supply required for export productivity to reach levels needed for sustained sapropel deposition. We suggest that nutrients had been accumulating in a stagnant basin for 1-1.5 kyr and that these accumulated resources were utilized during the deposition of S1. In addition, we provide a first quantitative estimate of the diffusive (1/e) mixing timescale for the eastern Mediterranean in its "stratified" sapropel mode, which is of the order of 450 years.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Short-term changes in sea surface conditions controlling the thermohaline circulation in the northern North Atlantic are expected to be especially efficient in perturbing global climate stability. Here we assess past variability of sea surface temperature (SST) in the northeast Atlantic and Norwegian Sea during Marine Isotope Stage (MIS) 2 and, in particular, during the Last Glacial Maximum (LGM). Five high-resolution SST records were established on a meridional transect (53°N-72°N) to trace centennial-scale oscillations in SST and sea-ice cover. We used three independent computational techniques (SIMMAX modern analogue technique, Artificial Neural Networks (ANN), and Revised Analog Method (RAM)) to reconstruct SST from planktonic foraminifer census counts. SIMMAX and ANN reproduced short-term SST oscillations of similar magnitude and absolute levels, while RAM, owing to a restrictive analog selection, appears less suitable for reconstructing "cold end" SST. The SIMMAX and ANN SST reconstructions support the existence of a weak paleo-Norwegian Current during Dansgaard-Oeschger (DO) interstadials number 4, 3, 2, and 1. During the LGM, two warm incursions of 7°C water to occurred in the northern North Atlantic but ended north of the Iceland Faroe Ridge. A rough numerical estimate shows that the near-surface poleward heat transfer from 53° across the Iceland-Faroe Ridge up to to 72° N dropped to less than 60% of the modern value during DO interstadials and to almost zero during DO stadials. Summer sea ice was generally confined to the area north of 70°N and only rarely expanded southward along the margins of continental ice sheets. Internal LGM variability of North Atlantic (>40°N) SST in the GLAMAP 2000 compilation (Sarnthein et al., 2003, doi:10.1029/2002PA000771; Pflaumann et al., 2003, doi:10.1029/2002PA000774) indicates maximum instability in the glacial subpolar gyre and at the Iberian Margin, while in the Nordic Seas, SST was continuously low.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Fossil associations from the middle and upper Eocene (Bartonian and Priabonian) sedimentary succession of the Pamplona Basin are described. This succession was accumulated in the western part of the South Pyrenean peripheral foreland basin and extends from deep-marine turbiditic (Ezkaba Sandstone Formation) to deltaic (Pamplona Marl, Ardanatz Sandstone and Ilundain Marl formations) and marginal marine deposits (Gendulain Formation). The micropalaeontological content is high. It is dominated by foraminifera, and common ostracods and other microfossils are also present. The fossil ichnoasssemblages include at least 23 ichnogenera and 28 ichnospecies indicative of Nereites, Cruziana, Glossifungites and ?Scoyenia-Mermia ichnofacies. Body macrofossils of 78 taxa corresponding to macroforaminifera, sponges, corals, bryozoans, brachiopods, annelids, molluscs, arthropods, echinoderms and vertebrates have been identified. Both the number of ichnotaxa and of species (e. g. bryozoans, molluscs and condrichthyans) may be considerably higher. Body fossil assemblages are comparable to those from the Eocene of the Nord Pyrenean area (Basque Coast), and also to those from the Eocene of the west-central and eastern part of South Pyrenean area (Aragon and Catalonia). At the European scale, the molluscs assemblages seem endemic from the Pyrenean area, although several Tethyan (Italy and Alps) and Northern elements (Paris basin and Normandy) have been recorded. Palaeontological data of studied sedimentary units fit well with the shallowing process that throughout the middle and late Eocene occurs in the area, according to the sedimentological and stratigraphical data.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Het doel van dit onderzoek is om inzicht te geven in de ontwikkeling van de rol van de controller en te onderzoeken hoe de rol van de controller zich verhoudt tot het gebruik van hard en soft controls. Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een case study waarbij de onderzoeksdata op twee manieren is verzameld. Ten eerste is door middel van desk research op basis van brondocumenten een overzicht in de tijd gemaakt van de gehanteerde management control systemen bij de casusorganisatie, zijnde vier lokale Rabobank vestigingen. Ten tweede is voor het beantwoorden van de deelvragen en hoofdvraag gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. De ontwikkelingen binnen management control laten zien dat de invulling hiervan bij de casusorganisatie veranderd is en dat management control niet meer alleen vraagt om hard controls. In de casusorganisatie zijn de hard controls duidelijk ingericht en laten de onderzoeksresultaten zien dat soft controls wel worden uitgevoerd maar niet concreet zijn geformuleerd en ingericht. Ten aanzien van het toepassen van hard of soft controls blijkt dat de nadruk ligt op hard controls. De verhouding lijkt samen te hangen met de verschillen in inrichting van de control afdeling en fase waarin de vier verschillende lokale banken zich bevinden. De ontwikkeling die reeds heeft plaatsgevonden en de verwachte ontwikkelingen ten aanzien van de taken van de controller en het toepassen van het type controls, duiden op een verschuiving van traditioneel controlewerk naar een controller die steeds meer betrokken is bij de business en gesprekspartner is van management en directie. De rol van de controller heeft zich doorontwikkeld en is veranderd van achteraf controle uitvoeren (controleur-rol) naar een veel bredere partner-rol die ook aan de voorkant met de business probeert mee te denken en management en directie ondersteunt bij organisatieveranderingen. Het bewustzijn ten aanzien van het inzetten van verschillende type controls, passend bij de doelstelling en situatie, is de laatste jaren toegenomen. Naast sturing op resultaat-, vindt nu ook actiesturen en medewerker- en leiderschapssturing plaats. De rol van de controller is over tijd veranderd, maar er heeft geen duidelijke verschuiving plaatsgevonden in het toepassen van het type controls van hard naar soft.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

De Hoofdvraag van dit onderzoek is: Is er een relatie tussen de lever of control Interactive control en het vervullen van de controllerrol business partner? Dit onderzoek is gebaseerd op de dataset verkregen uit de controllerenquête 2013, uitgevoerd in opdracht van de Open Universiteit (Bork & van der Wal, 2014). Vanuit het literatuuronderzoek is het duidelijk: de rol business partner is een zeer gewenste rol voor controllers. Daarnaast is er in de literatuur een verband te vinden tussen de rol business partner en de lever of control Interactive control. De factor- en clusteranalyse zoals beschreven door Bork & van der Wal (2014), resulteerde in de identificatie van twee type controllers. In dit uitgebreide onderzoek is TYPE II geïdentificeerd als business partner, omdat hij/zij activiteitencombinaties uitvoert die gerelateerd zijn aan strategie, analyseren, het management ondersteunen in besluitvorming, advisering, change management en de organisatie vertegenwoordigen. 36% van de populatie van aan Nederlandse Universiteiten afgestudeerde controllers die ook werkzaam zijn als controller vervullen een rol grotendeels gelijk aan de rol business partner. De vervulling van de rol (TYPE II) is niet puur business partner. Vervaardigen en organiseren van rapportagestromen zijn ook activiteiten die uitgevoerd worden door TYPE II. Daarnaast voert TYPE I activiteiten als change en risk management uit, volgens de definitie zou de business partner deze activiteiten uit moeten voeren. De rol business partner wordt uitgevoerd, maar nog niet in de optimale vorm zoals aangegeven in de theorie. De logistische regressieanalyse op de dataset laat zien dat geen van de levers of control een significante trigger is voor het uitvoeren van een van de twee types controllerrollen (Bork & van der Wal, 2014). Dit verdiepende onderzoek concentreert zich op de relatie tussen de lever of control Interactive control en de zes activiteitencombinaties (factoren) in plaats van de twee clusters (TYPE I & II). De statistische analyses bevestigen de uitkomsten het onderzoek van Bork & van der Wal (2014). Er is geen significantie tussen Interactive control en de factoren die behoren bij de business partner rol. De hoofdvraag moet ontkennend beantwoord worden, er is geen relatie tussen de lever of control Interactive control en de controllerrol business partner. Een paar beperkingen van het onderzoek richten zich op de vragenlijst over de levers of control: is het de juiste vragenlijst voor dit onderzoek en meet deze vragenlijst de levers of control van controllers? Vervolg onderzoek kan zich richten op bovenstaande beperking. Daarnaast zijn er uit het onderzoek van Bork & van der Wal (2014) triggers naar voren gekomen die verder onderzocht kunnen worden.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

De Groot, D. (2016). Flexibele Leerroutes voor Propedeusestudenten: Grounded Theory Onderzoek naar het Identificeren van Studentkenmerken in de Matching, ten behoeve van een Vraaggerichte, Gepersonaliseerde Leerroute in de Propedeuse Social Work. Juli, 26, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Little attention in literature so far has been given to the impact of feedback on organizational development and change. As well as the impact of feedback on the innovation power of organizations. The capacity of innovation of organizations however may be seen as a crucial capacity of organizations to survive in competitive markets. Prior studies towards the impacts of feedback have more often analyzed formal and informal feedback separately, other than analyzing them together in one study. This master thesis develops and explores a model to assess the possible impact of both formal and informal feedback on the capacity of innovation within organizations. The master thesis is the closing assignment of a Master Study Management at the Open Universiteit Nederland. The general question of the single-case study is: What is the impact of formal and informal feedback on the capacity of innovation of companies? The explored model in the study is a combination of the model of Lawson and Samson (2001) about the capacity of innovation and the framework model of Pitkänen and Lukka (2011) about formal and informal feedback. The single-case study is performed at Yellowbrick, a Dutch company which offers consumers an online parking service, suitable for the use on smartphones. The single-case study is performed twofold by semi-structured interviews and a survey. Although conclusions may not be generalized, because of the limitations of the study and the particularly small investigated group, some findings may be suitable for further investigation. In the study was found that feedback has an impact on the capacity of innovation. Formal feedback scored higher than informal feedback when asked about the impact on the capacity of innovation. The study also found multiple ‘new’ kinds of feedback used by organizations, other than the more ‘traditional’ forms of feedback, such as team meetings and bilateral meetings. Further on was analyzed that when employees find themselves more involved in the process of an innovation, they also seem to score the organization higher on the capacity of this innovation.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Diverse onderzoeken bij adolescenten tonen, met name bij meisjes, een verband aan tussen sociale stress, fysieke activiteit en negatief affect en het ontwikkelen van depressie. Jongeren kunnen tijdens de adolescentiefase meer negatief affect ervaren als gevolg van te veel sociale stress en te weinig fysieke activiteit. In dit onderzoek is specifiek gekeken naar het verband tussen sociale stress en negatief affect en naar het verband tussen fysieke activiteit en negatief affect en naar de rol van sekse in deze verbanden. De data zijn verzameld middels de Experience Sampling Methode (ESM); via een applicatie op de smartphone vulden 33 adolescenten tussen de 12 en 18 jaar gedurende vijf dagen (drie weekdagen en twee weekenddagen) op 10 willekeurige tijdstippen per dag vragenlijsten in met betrekking tot sociale stress, fysieke activiteit en negatief affect. Multilevel regressie analyse toont aan dat er een significant positief verband is tussen sociale stress en negatief affect en dat sekse dit verband niet modereert. In dit onderzoek wordt geen relatie aangetoond tussen fysieke activiteit en negatief affect. Vervolgonderzoek naar determinanten van sociale stress, fysieke activiteit en de rol van sekse is nodig om meer inzicht te krijgen in risico- en protectieve factoren ten aanzien van het ontwikkelen van depressie.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Epidemiologically related traits may share genetic risk factors, and pleiotropic analysis could identify individual loci associated with these traits. Because of their shared epidemiological associations, we conducted pleiotropic analysis of genome-wide association studies of lung cancer (12 160 lung cancer case patients and 16 838 control subjects) and cardiovascular disease risk factors (blood lipids from 188 577 subjects, type 2 diabetes from 148 821 subjects, body mass index from 123 865 subjects, and smoking phenotypes from 74 053 subjects). We found that 6p22.1 (rs6904596, ZNF184) was associated with both lung cancer (P = 5.50x10(-6)) and blood triglycerides (P = 1.39x10(-5)). We replicated the association in 6097 lung cancer case patients and 204 657 control subjects (P = 2.40 × 10(-4)) and in 71 113 subjects with triglycerides data (P = .01). rs6904596 reached genome-wide significance in lung cancer meta-analysis (odds ratio = 1.15, 95% confidence interval = 1.10 to 1.21 ,: Pcombined = 5.20x10(-9)). The large sample size provided by the lipid GWAS data and the shared genetic risk factors between the two traits contributed to the uncovering of a hitherto unidentified genetic locus for lung cancer.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

von Johannes Gröwel, Obermeister der Graveur- und Ziseleur-Innung zu Hamburg

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Die Voraussetzunen der parametrischen 1- und mehrfaktoriellen Varianzanalyse, mit und ohne Messwiederholungen, werden besprochen. Ferner werden eine Reihe von alternativen Verfahren vorgestellt, insbesondere einige nichtparametrische, darunter RT (rank transform), INT (inverse normal transform), ART (aligned rank transform), Puri & Sen (L statistic), van der Waerden und Akritas & Brunner (ATS anova type statistic), die sich auf die parametrische Varianzanalyse zurückführen lassen, sowie dichotome und ordinale logistische Regression. Hierzu werden Lösungen mit R und SPSS ausführlich gezeigt.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Separate from Vierteljahrschrift für heraldik, sphragistik und genealogie.