Heeft Interactice control invloed op de rol van de controller?

De Hoofdvraag van dit onderzoek is: Is er een relatie tussen de lever of control Interactive control en het vervullen van de controllerrol business partner? Dit onderzoek is gebaseerd op de dataset verkregen uit de controllerenquête 2013, uitgevoerd in opdracht van de Open Universiteit (Bork & van der Wal, 2014). Vanuit het literatuuronderzoek is het duidelijk: de rol business partner is een zeer gewenste rol voor controllers. Daarnaast is er in de literatuur een verband te vinden tussen de rol business partner en de lever of control Interactive control. De factor- en clusteranalyse zoals beschreven door Bork & van der Wal (2014), resulteerde in de identificatie van twee type controllers. In dit uitgebreide onderzoek is TYPE II geïdentificeerd als business partner, omdat hij/zij activiteitencombinaties uitvoert die gerelateerd zijn aan strategie, analyseren, het management ondersteunen in besluitvorming, advisering, change management en de organisatie vertegenwoordigen. 36% van de populatie van aan Nederlandse Universiteiten afgestudeerde controllers die ook werkzaam zijn als controller vervullen een rol grotendeels gelijk aan de rol business partner. De vervulling van de rol (TYPE II) is niet puur business partner. Vervaardigen en organiseren van rapportagestromen zijn ook activiteiten die uitgevoerd worden door TYPE II. Daarnaast voert TYPE I activiteiten als change en risk management uit, volgens de definitie zou de business partner deze activiteiten uit moeten voeren. De rol business partner wordt uitgevoerd, maar nog niet in de optimale vorm zoals aangegeven in de theorie. De logistische regressieanalyse op de dataset laat zien dat geen van de levers of control een significante trigger is voor het uitvoeren van een van de twee types controllerrollen (Bork & van der Wal, 2014). Dit verdiepende onderzoek concentreert zich op de relatie tussen de lever of control Interactive control en de zes activiteitencombinaties (factoren) in plaats van de twee clusters (TYPE I & II). De statistische analyses bevestigen de uitkomsten het onderzoek van Bork & van der Wal (2014). Er is geen significantie tussen Interactive control en de factoren die behoren bij de business partner rol. De hoofdvraag moet ontkennend beantwoord worden, er is geen relatie tussen de lever of control Interactive control en de controllerrol business partner. Een paar beperkingen van het onderzoek richten zich op de vragenlijst over de levers of control: is het de juiste vragenlijst voor dit onderzoek en meet deze vragenlijst de levers of control van controllers? Vervolg onderzoek kan zich richten op bovenstaande beperking. Daarnaast zijn er uit het onderzoek van Bork & van der Wal (2014) triggers naar voren gekomen die verder onderzocht kunnen worden.

Flexibele Leerroutes voor Propedeusestudenten: Grounded Theory Onderzoek naar het Identificeren van Studentkenmerken in de Matching, ten behoeve van een Vraaggerichte, Gepersonaliseerde Leerroute in de Propedeuse Social Work

De Groot, D. (2016). Flexibele Leerroutes voor Propedeusestudenten: Grounded Theory Onderzoek naar het Identificeren van Studentkenmerken in de Matching, ten behoeve van een Vraaggerichte, Gepersonaliseerde Leerroute in de Propedeuse Social Work. Juli, 26, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Het effect van formele en informele feedback op het innovatievermogen van organisaties

Little attention in literature so far has been given to the impact of feedback on organizational development and change. As well as the impact of feedback on the innovation power of organizations. The capacity of innovation of organizations however may be seen as a crucial capacity of organizations to survive in competitive markets. Prior studies towards the impacts of feedback have more often analyzed formal and informal feedback separately, other than analyzing them together in one study. This master thesis develops and explores a model to assess the possible impact of both formal and informal feedback on the capacity of innovation within organizations. The master thesis is the closing assignment of a Master Study Management at the Open Universiteit Nederland. The general question of the single-case study is: What is the impact of formal and informal feedback on the capacity of innovation of companies? The explored model in the study is a combination of the model of Lawson and Samson (2001) about the capacity of innovation and the framework model of Pitkänen and Lukka (2011) about formal and informal feedback. The single-case study is performed at Yellowbrick, a Dutch company which offers consumers an online parking service, suitable for the use on smartphones. The single-case study is performed twofold by semi-structured interviews and a survey. Although conclusions may not be generalized, because of the limitations of the study and the particularly small investigated group, some findings may be suitable for further investigation. In the study was found that feedback has an impact on the capacity of innovation. Formal feedback scored higher than informal feedback when asked about the impact on the capacity of innovation. The study also found multiple ‘new’ kinds of feedback used by organizations, other than the more ‘traditional’ forms of feedback, such as team meetings and bilateral meetings. Further on was analyzed that when employees find themselves more involved in the process of an innovation, they also seem to score the organization higher on the capacity of this innovation.

De Rol van Sekse in de Relatie tussen Sociale Stress, Fysieke Activiteit en Negatief Affect bij Adolescenten

Diverse onderzoeken bij adolescenten tonen, met name bij meisjes, een verband aan tussen sociale stress, fysieke activiteit en negatief affect en het ontwikkelen van depressie. Jongeren kunnen tijdens de adolescentiefase meer negatief affect ervaren als gevolg van te veel sociale stress en te weinig fysieke activiteit. In dit onderzoek is specifiek gekeken naar het verband tussen sociale stress en negatief affect en naar het verband tussen fysieke activiteit en negatief affect en naar de rol van sekse in deze verbanden. De data zijn verzameld middels de Experience Sampling Methode (ESM); via een applicatie op de smartphone vulden 33 adolescenten tussen de 12 en 18 jaar gedurende vijf dagen (drie weekdagen en twee weekenddagen) op 10 willekeurige tijdstippen per dag vragenlijsten in met betrekking tot sociale stress, fysieke activiteit en negatief affect. Multilevel regressie analyse toont aan dat er een significant positief verband is tussen sociale stress en negatief affect en dat sekse dit verband niet modereert. In dit onderzoek wordt geen relatie aangetoond tussen fysieke activiteit en negatief affect. Vervolgonderzoek naar determinanten van sociale stress, fysieke activiteit en de rol van sekse is nodig om meer inzicht te krijgen in risico- en protectieve factoren ten aanzien van het ontwikkelen van depressie.

Varianzanalysen - Prüfen der Voraussetzungen und nichtparametrische Methoden sowie praktische Anwendungen mit R und SPSS. Version 1.1 (2.3.2015)

Die Voraussetzunen der parametrischen 1- und mehrfaktoriellen Varianzanalyse, mit und ohne Messwiederholungen, werden besprochen. Ferner werden eine Reihe von alternativen Verfahren vorgestellt, insbesondere einige nichtparametrische, darunter RT (rank transform), INT (inverse normal transform), ART (aligned rank transform), Puri & Sen (L statistic), van der Waerden und Akritas & Brunner (ATS anova type statistic), die sich auf die parametrische Varianzanalyse zurückführen lassen, sowie dichotome und ordinale logistische Regression. Hierzu werden Lösungen mit R und SPSS ausführlich gezeigt.

Clinical practice guideline on diagnosis and treatment of hyponatraemia

Hyponatraemia, defined as a serum sodium concentration <135 mmol/l, is the most common disorder of body fuid and electrolyte balance encountered in clinical practice. It can lead to a wide spectrum of clinical symptoms, from subtle to severe or even life threatening, and is associated with increased mortality, morbidity and length of hospital stay in patients presenting with a range of conditions. Despite this, the management of patients remains problematic. The prevalence of hyponatraemia in widely different conditions and the fact that hyponatraemia is managed by clinicians with a broad variety of backgrounds have fostered diverse institution-and speciality-based approaches to diagnosis and treatment. To obtain a common and holistic view, the European Society of Intensive Care Medicine (ESICM), the European Society of Endocrinology (ESE) and the European Renal Association-European Dialysis and Transplant Association (ERA-EDTA), represented by European Renal Best Practice (ERBP), have developed the Clinical Practice Guideline on the diagnostic approach and treatment of hyponatraemia as a joint venture of three societies representing specialists with a natural interest in hyponatraemia. In addition to a rigorous approach to methodology and evaluation, we were keen to ensure that the document focused on patient-important outcomes and included utility for clinicians involved in everyday practice.

Der roch, zur wissenschaftlichen entscheidung einer heraldischen streitfrage.

Separate from Vierteljahrschrift für heraldik, sphragistik und genealogie.

Relación entre atrofia cortical difusa y desempeño cognitivo : estudio en población mayor de 60 años en un hospital universitario en la ciudad de Bogotá

El presente trabajo tuvo como objetivo evaluar la existencia de la relación entre la atrofia cortical difusa objetivada por neuroimagenes cerebrales y desempeños cognitivos determinados mediante la aplicación de pruebas neuropsicológicas que evalúan memoria de trabajo, razonamiento simbólico verbal y memoria anterógrada declarativa. Participaron 114 sujetos reclutados en el Hospital Universitario Mayor Méderi de la ciudad de Bogotá mediante muestreo de conveniencia. Los resultados arrojaron diferencias significativas entre los dos grupos (pacientes con diagnóstico de atrofia cortical difusa y pacientes con neuroimagenes interpretadas como dentro de los límites normales) en todas las pruebas neuropsicológicas aplicadas. Respecto a las variables demográficas se pudo observar que el grado de escolaridad contribuye como factor neuroprotector de un posible deterioro cognitivo. Tales hallazgos son importantes para determinar protocoles tempranos de detección de posible instalación de enfermedades neurodegenerativas primarias.

Intraductal Carcinoma Of The Prostate: Interobserver Reproducibility Survey Of 39 Urologic Pathologists.

The diagnosis of intraductal carcinoma (IDC) of the prostate remains subjective because 3 sets of diagnostic criteria are in use. An internet survey was compiled from 38 photomicrographs showing duct proliferations: 14 signed out as high-grade prostatic intraepithelial neoplasia (HGPIN), 17 IDC, and 7 invasive cribriform/ductal carcinoma. Each image was assessed for the presence of 9 histologic criteria ascribed to IDC. Thirty-nine respondents were asked to rate images as (1) benign/reactive, (2) HGPIN, (3) borderline between HGPIN and IDC, (4) IDC, or (5) invasive cribriform/ductal carcinoma. Intraclass correlation coefficient was 0.68. There was 70% overall agreement with HGPIN, 43% with IDC, and 73% with invasive carcinoma (P < .001, χ(2)). Respondents considered 19 (50%) of 38 cases as IDC candidates, of which 5 (26%) had a two-thirds consensus for IDC; two-thirds consensus for either borderline or IDC was reached in 9 (47%). Two-thirds consensus other than IDC was reached in the remaining 19 of 38 cases, with 15 supporting HGPIN and 4 supporting invasive carcinoma. Findings that differed across diagnostic categories were lumen-spanning neoplastic cells (P < .001), 2× benign duct diameters (P < .001), duct space contours (round, irregular, and branched) (P < .001), papillary growth (P = .048), dense cribriform or solid growth (both P = .023), and comedonecrosis (P = .015). When the 19 of 38 images that attained consensus for HGPIN or invasive carcinoma were removed from consideration, lack of IDC consensus was most often attributable to only loose cribriform growth (5/19), central nuclear maturation (5/19), or comedonecrosis (3/19). Of the 9 histologic criteria, only 1 retained significant correlation with a consensus diagnosis of IDC: the presence of solid areas (P = .038). One case that attained IDC consensus had less than 2× duct enlargement yet still had severe nuclear atypia and nucleomegaly. Six fold nuclear enlargement was not significant (P = .083), although no image had both 6× nuclei and papillary or loose cribriform growth: a combination postulated as sufficient criteria for IDC. Finally, 20.5% of respondents agreed that an isolated diagnosis of IDC on needle biopsy warrants definitive therapy, 20.5% disagreed, and 59.0% considered the decision to depend upon clinicopathologic variables. Although IDC diagnosis remains challenging, we propose these criteria: a lumen-spanning proliferation of neoplastic cells in preexisting ducts with a dense cribriform or partial solid growth pattern. Solid growth, in any part of the duct space, emerges as the most reproducible finding to rule in a diagnosis of IDC. Comedonecrosis is a rarer finding, but in most cases, it should rule in IDC. Duct space enlargement to greater than 2× the diameter of the largest, adjacent benign spaces is usually present in IDC, although there may be rare exceptions.

Long-term Prospects For The Environmental Profile Of Advanced Sugar Cane Ethanol.

This work assessed the environmental impacts of the production and use of 1 MJ of hydrous ethanol (E100) in Brazil in prospective scenarios (2020-2030), considering the deployment of technologies currently under development and better agricultural practices. The life cycle assessment technique was employed using the CML method for the life cycle impact assessment and the Monte Carlo method for the uncertainty analysis. Abiotic depletion, global warming, human toxicity, ecotoxicity, photochemical oxidation, acidification, and eutrophication were the environmental impacts categories analyzed. Results indicate that the proposed improvements (especially no-til farming-scenarios s2 and s4) would lead to environmental benefits in prospective scenarios compared to the current ethanol production (scenario s0). Combined first and second generation ethanol production (scenarios s3 and s4) would require less agricultural land but would not perform better than the projected first generation ethanol, although the uncertainties are relatively high. The best use of 1 ha of sugar cane was also assessed, considering the displacement of the conventional products by ethanol and electricity. No-til practices combined with the production of first generation ethanol and electricity (scenario s2) would lead to the largest mitigation effects for global warming and abiotic depletion. For the remaining categories, emissions would not be mitigated with the utilization of the sugar cane products. However, this conclusion is sensitive to the displaced electricity sources.

Characterization Of Cumulative Joint Damage Patterns In Patients With Rheumatoid Arthritis: A Clinical, Serological, And Gene Polymorphism Perspective.

To characterize cumulative joint damage (CJD) patterns in rheumatoid arthritis (RA) and determine their associations with demographic/clinical features and HLA-DRB1 gene polymorphism. Hand and foot radiographs were obtained from 404 patients with RA. CJD patterns were determined by 3 derivations from Sharp/van der Heijde scores, obtained by the mathematical division of scores for hands/feet (Sharp-h/f score), fingers/wrists (Sharp-f/w score), and erosion/space narrowing (Sharp-e/sn score), respectively. DNA and serum were obtained for determination of HLA-DRB1 polymorphism, rheumatoid factor (RF), and anticitrullinated protein antibodies (ACPA). Patients with wrist-dominant CJD pattern were more likely to have severe RA than those with finger-dominant pattern (68.4% vs 46.0%; p = 0.036) as were those with foot-dominant vs hand-dominant CJD pattern (76.5% vs 56.4%; p = 0.044). HLA-DRB1 shared epitope (SE) alleles were associated with erosion-dominant CJD pattern (p = 0.021). Patients with erosion-dominant CJD pattern had higher levels of RF and ACPA than those with space-narrowing-dominant CJD pattern (median RF 71.35 U/ml vs 22.05 U/ml, respectively; p = 0.003; median ACPA 187.9 U/ml vs 143.2 U/ml, respectively; p < 0.001). The majority of triple-positive patients (SE+, RF+, ACPA+) had erosion-dominant CJD pattern (62.3%) while the majority of triple-negative patients (SE-, FR-, ACPA-) had space narrowing-dominant CJD pattern (75%; p = 0.017). ACPA was associated with HLA-DRB1 SE alleles (p < 0.05). Patients with foot-dominant CJD pattern were taller than those with hand-dominant CJD pattern (p = 0.002); those with erosion-dominant CJD pattern had higher weight and body mass index than those with space narrowing-dominant CJD pattern (p = 0.014, p = 0.001). CJD patterns were associated with disease severity, HLA-DRB1 SE status, presence and titer of ACPA and RF, and morphometric features.

Long-term Decline Of The Amazon Carbon Sink.

Atmospheric carbon dioxide records indicate that the land surface has acted as a strong global carbon sink over recent decades, with a substantial fraction of this sink probably located in the tropics, particularly in the Amazon. Nevertheless, it is unclear how the terrestrial carbon sink will evolve as climate and atmospheric composition continue to change. Here we analyse the historical evolution of the biomass dynamics of the Amazon rainforest over three decades using a distributed network of 321 plots. While this analysis confirms that Amazon forests have acted as a long-term net biomass sink, we find a long-term decreasing trend of carbon accumulation. Rates of net increase in above-ground biomass declined by one-third during the past decade compared to the 1990s. This is a consequence of growth rate increases levelling off recently, while biomass mortality persistently increased throughout, leading to a shortening of carbon residence times. Potential drivers for the mortality increase include greater climate variability, and feedbacks of faster growth on mortality, resulting in shortened tree longevity. The observed decline of the Amazon sink diverges markedly from the recent increase in terrestrial carbon uptake at the global scale, and is contrary to expectations based on models.

Low Molecular Weight Protein Tyrosine Phosphatase (lmwptp) Upregulation Mediates Malignant Potential In Colorectal Cancer.

Phosphatases have long been regarded as tumor suppressors, however there is emerging evidence for a tumor initiating role for some phosphatases in several forms of cancer. Low Molecular Weight Protein Tyrosine Phosphatase (LMWPTP; acid phosphatase 1 [ACP1]) is an 18 kDa enzyme that influences the phosphorylation of signaling pathway mediators involved in cancer and is thus postulated to be a tumor-promoting enzyme, but neither unequivocal clinical evidence nor convincing mechanistic actions for a role of LMWPTP have been identified. In the present study, we show that LMWPTP expression is not only significantly increased in colorectal cancer (CRC), but also follows a step-wise increase in different levels of dysplasia. Chemical inhibition of LMWPTP significantly reduces CRC growth. Furthermore, downregulation of LMWPTP in CRC leads to a reduced migration ability in both 2D- and 3D-migration assays, and sensitizes tumor cells to the chemotherapeutic agent 5-FU. In conclusion, this study shows that LMWPTP is not only overexpressed in colorectal cancer, but it is correlated with the malignant potential of this cancer, suggesting that this phosphatase may act as a predictive biomaker of CRC stage and represents a rational novel target in the treatment of this disease.

Supercritical CO2 recovery of caffeine from green coffee oil: new experimental solubility data and modeling

The caffeine solubility in supercritical CO2 was studied by assessing the effects of pressure and temperature on the extraction of green coffee oil (GCO). The Peng-Robinson¹ equation of state was used to correlate the solubility of caffeine with a thermodynamic model and two mixing rules were evaluated: the classical mixing rule of van der Waals with two adjustable parameters (PR-VDW) and a density dependent one, proposed by Mohamed and Holder² with two (PR-MH, two parameters adjusted to the attractive term) and three (PR-MH3 two parameters adjusted to the attractive and one to the repulsive term) adjustable parameters. The best results were obtained with the mixing rule of Mohamed and Holder² with three parameters.

Beam-energy and system-size dependence of dynamical net charge fluctuations

We present measurements of net charge fluctuations in Au+Au collisions at s(NN)=19.6, 62.4, 130, and 200 GeV, Cu+Cu collisions at s(NN)=62.4 and 200 GeV, and p+p collisions at s=200 GeV using the dynamical net charge fluctuations measure nu(+-,dyn). We observe that the dynamical fluctuations are nonzero at all energies and exhibit a modest dependence on beam energy. A weak system size dependence is also observed. We examine the collision centrality dependence of the net charge fluctuations and find that dynamical net charge fluctuations violate 1/N(ch) scaling but display approximate 1/N(part) scaling. We also study the azimuthal and rapidity dependence of the net charge correlation strength and observe strong dependence on the azimuthal angular range and pseudorapidity widths integrated to measure the correlation.