8 resultados para welbevinden


Relevância:

20.00% 20.00%

Publicador:

Resumo:

Empirische studies hebben aangetoond dat bij ouderen een veilige hechting positief samenhangt met het niveau van welbevinden. Hechting is een relatief stabiel en moeilijk te beïnvloeden persoonlijk kenmerk en daarom is het belangrijk om mediatoren van het verband tussen hechting en psychologische uitkomstmaten te vinden die met interventies te beïnvloeden zijn. De vraagstelling van de studie luidde: ‘Welk verband bestaat er tussen hechting en welbevinden bij ouderen en wordt dit verband gemedieerd door mindfulness en zingeving?’. De huidige studie was een survey met één meetmoment. De 210 respondenten waren 65 jaar of ouder (M = 71.25, SD = 5.42) en thuiswonend. Daarnaast mochten ze geen ernstige geheugenproblemen of een psychiatrische stoornis hebben. Via de sneeuwbalmethode werden de respondenten mondeling of schriftelijk door de onderzoeker benaderd. De vragenlijst kon anoniem online of op papier worden ingevuld. Hechting werd gemeten met de Experiences in Close Relationships-Revised (ECR-R), mindfulness met de Five Facet Mindfulness Questionnaire (FFMQ), zingeving met de Meaning in Life Questionnaire, subschaal ‘Presence of meaning in life’ (MLQ-P) en welbevinden met de Positive Affect Negative Affect Scale (PANAS) en de Satisfaction With Life Scale (SWLS). Zowel hechtingsgerelateerde angst (‘angst’) als hechtingsgerelateerde vermijding (‘vermijding’) bleek in correlatieanalyses negatief samen te hangen met mindfulness, zingeving en welbevinden. Tussen mindfulness, zingeving en welbevinden werden positieve verbanden gevonden. De (seriële) mediatieanalyse werd uitgevoerd met behulp van de macro PROCESS 2.13. Zowel het verband tussen ‘angst’ en welbevinden als tussen ‘vermijding’ en welbevinden werd volledig (serieel) gemedieerd door mindfulness en zingeving.

Relevância:

20.00% 20.00%

Publicador:

Resumo:

De bevolking in Vlaanderen veroudert aan een hoog tempo waardoor de bevolking die in een serviceflat woont toeneemt. Het verhuizen naar een serviceflat brengt grote veranderingen met zich mee die invloed hebben op het subjectief welbevinden van deze ouderen. Het doel van dit onderzoek is om na te gaan of er bij inwoners van een serviceflat in Vlaanderen een verband bestaat tussen veerkracht en subjectief welbevinden en tussen lichamelijke gezondheid en subjectief welbevinden en of deze laatste relatie gemodereerd wordt door het al dan niet hebben van veerkracht. In de onderzoekspopulatie zitten inwoners van een serviceflat uit alle Vlaamse provincies. Er werd gebruik gemaakt van een selecte steekproef op basis van vrijwillige respons. Daarnaast werd de sneeuwbalmethode gehanteerd, door aan de inwoners die de vragenlijst beantwoorden te vragen of zij iemand kenden die wilden meedoen aan het onderzoek. De onderzoeksgroep bestond uit 78 mannen (43.8%) en 100 vrouwen (56.2%). De gemiddelde leeftijd bedroeg 78,21 jaar. Het onderzoek liep van oktober 2014 tot april 2015. Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van bestaande vragenlijsten. Het subjectief welbevinden werd gemeten met de SSWO-8 (Tempelman, 1986). Veerkracht werd gemeten met de BRS-NL (Leontjevas, de Beek, Lataster, & Jacobs, 2014). Lichamelijke gezondheid werd gemeten met de SF-12 (Ware & Sherbourne, 1992). Deze vragenlijsten werden afgenomen door de onderzoeker. Lichamelijke gezondheid is een belangrijke samenhangende factor met subjectief welbevinden (zie resultaat correlatie analyses), maar die samenhang verdwijnt wanneer er rekening wordt gehouden met de mate van veerkracht die iemand heeft. Uit de resultaten van de multiple regressie analyse komt naar voren dat er een geen positief verband bestaat tussen lichamelijke gezondheid en subjectief welbevinden. Veerkracht heeft geen significante modererende invloed op de relatie lichamelijke gezondheid en subjectief welbevinden. Er bestaat wel een rechtstreeks effect tussen het hebben van veerkracht en subjectief welbevinden. Dit onderzoek suggereert dat veerkracht een belangrijke invloed kan hebben op het subjectief welbevinden van inwoners van een serviceflat. Longitudinaal onderzoek met een aselecte steekproef kan het causale verband aantonen tussen deze variabelen.

Relevância:

20.00% 20.00%

Publicador:

Resumo:

In hoeverre zijn bepaalde omstandigheden van invloed op iemands welbevinden? En hoe belangrijk is iemands kijk op het leven (tijdsperspectief) daarbij? In dit onderzoek is onderzocht of er een relatie is tussen gezondheidsklachten en negatief affect. Daarnaast is gekeken of er een relatie is tussen een fatalistische kijk en negatief affect. Ook is onderzocht of fatalisme de relatie tussen gezondheidsklachten en negatief affect versterkt. De onderzoeksgroep bestaat uit personen van 40 jaar of ouder, zonder biologische en/of adoptiekinderen. Reden hiervoor is dat in de nabije toekomst een kwart van de ouderen kinderloos zal zijn, maar dat er nog weinig onderzoek is gedaan naar deze groep. Voor deze survey is gebruik gemaakt van 3 gevalideerde, in het Nederlands vertaalde vragenlijsten: de Positive and Negative Affect Schedule (PANAS), de MOS Short-form General Health Survey (MOS-20) en de Zimbardo Time Perspective Inventory (ZTPI). Deze vragenlijsten zijn, aangevuld met enkele andere vragen, als een samengestelde enquête op internet gezet en deze is door 136 personen, die voldeden aan de criteria, volledig ingevuld. Er zijn significant positieve relaties gevonden tussen gezondheidsklachten en negatief affect en ook tussen fatalisme en negatief affect. Beide relaties zijn reeds eerder in de literatuur gevonden en worden nu bevestigd voor deze specifieke groep van kinderloze ouderen. Er is geen interactie-effect gevonden tussen gezondheidsklachten en fatalisme in hun relatie tot negatief affect. Bij mensen met gezondheidsklachten en/of een fatalistische instelling kunnen gerichte therapieën en steun wellicht leiden tot minder negatief affect.

Relevância:

20.00% 20.00%

Publicador:

Resumo:

Het onderzoek beoogt het vergroten van het inzicht in het verband tussen het ervaren van hedonisme en eudemonisme bij activiteiten enerzijds en depressie en welbevinden anderzijds bij ouderen op somatische afdelingen in verpleeghuizen, teneinde te kunnen bijdragen aan een verbetering van hun kwaliteit van leven. Het betrof een cross-sectioneel survey onderzoek met het ervaren hedonisme en eudemonisme als predictoren, de ernst van depressieve symptomen als primaire uitkomstmaat en welbevinden als secundaire uitkomstmaat. In totaal namen 59 bewoners deel aan dit onderzoek met een gemiddelde leeftijd van 87.9 jaar (SD = 5.9), waarvan 51 (86.4%) vrouwen. Bewoners met ernstige gedrags- of communicatiestoornissen werden uitgesloten. De mate van depressieve symptomen werd gemeten met de Geriatrische Depressie Schaal (GDS-8) (Gerritsen et al., 2007); de levenstevredenheid met de Satisfaction With Life Scale (SWSL) (Arrindell, Heesink, & Feij, 1999); het positief en negatief affect met de Positive and Negative Affect Schedule (PANAS) (Engelen, Peuter, Victoir, Diest, & Van den Bergh, 2006); de hedonische en eudemonische ervaringen bij activiteiten met een voor dit onderzoek ontwikkelde vragenlijst; en de afhankelijkheid bij de Activiteiten Dagelijks Leven (ADL) met de Barthel Index (Mahoney & Barthel, 1965). Er waren significante negatieve verbanden tussen depressieve symptomen en het ervaren van hedonisme, R² = .14, B = -.56, 95% Cl [-1.07, -.06] en van eudemonisme, R² = .12, B = -.53, 95% Cl [-1.05, .00]. De regressieanalyse van hedonisme én eudemonisme samen gaf echter geen significante effecten op depressieve symptomen. Opvallend was de sterke correlatie (r = .90) tussen hedonische en eudemonische ervaringen. Er zijn geen verbanden gevonden tussen het ervaren van hedonisme en eudemonisme aan de ene kant en het subjectief welbevinden aan de andere kant, te weten levenstevredenheid, positief en negatief affect. Echter bij instrumentele activiteiten van het dagelijks leven (o.a. boodschappen doen en bed opmaken) had eudemonisme een positief verband, R² = .20, B = 3.55, 95% Cl [.75, 6.34] en hedonisme een negatief verband, R² = .20, B = -2.71, 95% Cl [-.5.50, .08] met negatief affect.

Relevância:

20.00% 20.00%

Publicador:

Resumo:

Dit onderzoek richtte zich op psychosociale klachten en welbevinden van optimaal medische behandelde PHA patiënten ná het eerste jaar. De twee typen PHA – adenoom en hyperplasie – zijn met elkaar vergeleken en de invloed van sekse en co-morbiditeit is onderzocht. Via de patiëntenvereniging NVACP en het Radboud Universitair Medisch Centrum zijn 397 patiënten benaderd, waarvan 123 de eenmalige digitale vragenlijst hebben ingevuld. Het betrof 89 personen met adenoom en 34 met hyperplasie. De gemiddelde leeftijd was 57,45 jaar. De groep bestond voor 75% uit mannen en voor 25% uit vrouwen. De (start van de) behandeling varieerde van 13 tot 295 maanden geleden, gemiddeld was dit 59,3 maanden. De psychische klachten zijn gemeten met de subschalen voor angst, voor depressie en voor insufficiëntie van denken en handelen van de SCL-90 (Arrindell & Ettema, 2003); welbevinden is gemeten met de DMHC-SF (Lamers, Westerhof, Bohlmeijer, ten Klooster, & Keyes, 2011). De resultaten toonden geen verschil tussen de twee typen PHA noch qua psychische klachten noch qua welbevinden. Psychische klachten bleken 10,6% van de variantie in welbevinden te verklaren (β = -.34 Adjusted R2 = .106, F (1,121) = 15.44, p < .001). Ook na controle voor de variabelen sekse en co-morbiditeit bleek type PHA geen invloed te hebben op psychische klachten en op welbevinden. Wel werd duidelijk dat co-morbiditeit met 26,3% significant van invloed was op psychische klachten (β = .52, Adjusted R2 = .263, F (1,121) = 44.56, p < .001).

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

El presente trabajo pretende mostrar algunos avances en el término “engagement”, y como puede ser implementado en las organizaciones, teniendo en cuenta los diferentes factores que intervienen, para que los trabajadores se sientan “engaged” dentro de la organización. Además busca relacionar las diferentes habilidades y tipos de liderazgo que los altos mandos utilizan con sus empleados y como éste afecta la productividad de los trabajadores en las organizaciones. Para esto, se realizó una investigación de las clases de liderazgo y los comportamientos de los altos mandos, que pueden afectar positiva y negativamente el vínculo y sentido de pertenencia que tienen los trabajadores con la empresa en la que trabajan. Considerando importante las habilidades del liderazgo transformacional, para lograr desarrollar algún grado de engagement en los trabajadores, lo cual genera a su vez, un alza en la productividad de sus resultados dentro de la organización.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Wessels, N. (2016). Ik ben een gelukkeling! Exploratief Onderzoek naar het Geluk van Basisschoolleerlingen binnen de Schoolcontext. Juli, 26, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Er is nog weinig onderzoek gedaan naar dankbaarheid in een Nederlandstalige populatie, ook de relatie tussen dankbaarheid en het hebben van intrinsieke doelen is niet eerder onderzocht. In deze cross-sectionele studie met behulp van een vragenlijst is onderzocht of de associatie tussen dankbaarheid en het hebben van intrinsieke levensdoelen gemedieerd wordt door de psychologische basisbehoeften: autonomie, verbondenheid en competentie. Aanvullend is er gekeken of er een positieve associatie is tussen het hebben van intrinsieke levensdoelen en het niveau van subjectief welbevinden. De onafhankelijke variabele dankbaarheid is gemeten met de GQ-NL. De mediërende variabele psychologische basisbehoeften is gemeten met de BPNS. De variabele intrinsieke doelen werd gemeten met de AI-index, deze werd zowel als afhankelijke als onafhankelijk variabele gebruikt. De afhankelijke variabele subjectief welbevinden werd gemeten met de items van de PANAS en de SWLS. De onderzoeksgroep (N = 218) bestaat uit een convenience sample van 48 mannen en 170 vrouwen, variërend in leeftijd tussen 20 en 74 jaar. De gerapporteerde gegevens zijn volgens het stappenplan van Baron en Kenny voor mediatie getoetst door middel van multiple hiërarchische regressie analyses en een Sobel test. De aanvullende hypothese werd getoetst door middel van een hiërarchische multiple regressie analyse. Uit de resultaten blijkt dat er sprake is van een positieve samenhang tussen dankbaarheid en intrinsieke levensdoelen, B = .326 (t = 5.36, p < .001), naarmate mensen hoger scoren op dankbaarheid streven zij meer intrinsieke levensdoelen na. Deze relatie wordt deels gemedieerd door de psychologische basisbehoeften, Sobel Test statistic: 2.06 (SD = 0.03), p < .05 . Daarnaast blijkt er sprake te zijn van een significante positieve samenhang tussen het hebben van intrinsieke levensdoelen en subjectief welbevinden , B = .197 (t = 2.80, p < .05). Naarmate mensen meer intrinsieke doelen nastreven ervaren zij een hogere mate van subjectief welbevinden. Dit onderzoek toont aan dat er een positieve associatie bestaat tussen dankbaarheid en intrinsieke levensdoelen, welke deels gemedieerd wordt door de psychologische basisbehoeften. Het nastreven van intrinsieke doelen draagt bij aan een hogere mate van subjectief welbevinden. Deze studie geeft inzicht in de werkingsmechanismen van dankbaarheid en biedt aanknopingspunten voor het inzetten van dankbaarheid in interventies om mensen te coachen richting het nastreven van intrinsieke doelen teneinde het welbevinden van mensen te verhogen.