1000 resultados para Reede tot Drakestein, Hendrik van,


Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Het doel van dit onderzoek is om inzicht te geven in de ontwikkeling van de rol van de controller en te onderzoeken hoe de rol van de controller zich verhoudt tot het gebruik van hard en soft controls. Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een case study waarbij de onderzoeksdata op twee manieren is verzameld. Ten eerste is door middel van desk research op basis van brondocumenten een overzicht in de tijd gemaakt van de gehanteerde management control systemen bij de casusorganisatie, zijnde vier lokale Rabobank vestigingen. Ten tweede is voor het beantwoorden van de deelvragen en hoofdvraag gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. De ontwikkelingen binnen management control laten zien dat de invulling hiervan bij de casusorganisatie veranderd is en dat management control niet meer alleen vraagt om hard controls. In de casusorganisatie zijn de hard controls duidelijk ingericht en laten de onderzoeksresultaten zien dat soft controls wel worden uitgevoerd maar niet concreet zijn geformuleerd en ingericht. Ten aanzien van het toepassen van hard of soft controls blijkt dat de nadruk ligt op hard controls. De verhouding lijkt samen te hangen met de verschillen in inrichting van de control afdeling en fase waarin de vier verschillende lokale banken zich bevinden. De ontwikkeling die reeds heeft plaatsgevonden en de verwachte ontwikkelingen ten aanzien van de taken van de controller en het toepassen van het type controls, duiden op een verschuiving van traditioneel controlewerk naar een controller die steeds meer betrokken is bij de business en gesprekspartner is van management en directie. De rol van de controller heeft zich doorontwikkeld en is veranderd van achteraf controle uitvoeren (controleur-rol) naar een veel bredere partner-rol die ook aan de voorkant met de business probeert mee te denken en management en directie ondersteunt bij organisatieveranderingen. Het bewustzijn ten aanzien van het inzetten van verschillende type controls, passend bij de doelstelling en situatie, is de laatste jaren toegenomen. Naast sturing op resultaat-, vindt nu ook actiesturen en medewerker- en leiderschapssturing plaats. De rol van de controller is over tijd veranderd, maar er heeft geen duidelijke verschuiving plaatsgevonden in het toepassen van het type controls van hard naar soft.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

De rol van de controller behelst een grote verscheidenheid aan activiteiten. Er is veel over deze rol geschreven, dat resulteerde in verschillende gezichtspunten over en categorieën van controller activiteiten. In het algemeen kan gesteld worden dat de controller de manager ondersteunt bij de uitvoering van zijn besluitvormingsproces. Er is niet veel geschreven over perceptieverschillen over de rol van de controller. Omdat dat wel nuttig kan zijn voor de werkrelatie tussen manager en controller is onderzocht of er perceptieverschillen bestaan en bij welke controller activiteiten deze zich voordoen. Het onderzoek naar perceptieverschillen tussen managers en controllers over de rol van de controller is uitgevoerd door een kwalitatief onderzoek, een gevalsstudie, bij een universitair medisch centrum. Drie manager-controller koppels zijn geïnterviewd aan de hand van een door hen ingevulde lijst met controller activiteiten. De resultaten van de interviews zijn de belangrijkste bron voor het onderzoek. Er komen drie verklaringscategorieën naar voren voor de perceptieverschillen, namelijk 1. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over het hiërarchische niveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd; 2. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over de betekenis van de woorden waarmee de activiteit is omschreven; 3. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over het kwaliteitsniveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd. De controller kent in het algemeen een hogere score toe aan het belang van het uitvoeren van de controlling activiteit dan de manager. Er bestaan veel perceptieverschillen, maar het patroon tussen de 3 onderzochte koppels met betrekking tot hun perceptie van het al dan niet uitvoeren van de controller activiteit en met betrekking tot het belang dat zij aan het uitvoeren van de activiteit hechten is te grillig om een gelegitimeerde conclusie te trekken over het daadwerkelijke bestaan van perceptieverschillen of over de importantie van een activiteit als moderator voor de verklaring van het perceptieverschil. De meeste perceptieverschillen worden verklaard door een interpretatieverschil over het hiërarchisch niveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd. In deze gevallen die liggen op het gebied van interne analyse, risico management en management control systemen, is de manager meestal van mening dat een controller activiteit wordt uitgevoerd, terwijl de controller van mening is dat deze niet wordt uitgevoerd. Dit verschil kan te maken hebben met de afstand van de beoordelaar tot de uit te voeren activiteit. Bij de meeste perceptieverschillen percipieert de manager de activiteit als uitgevoerd en de controller percipieert deze als niet uitgevoerd. Naast de afstand tot de uit te voeren activiteit, kan ook het professioneel oogpunt meespelen als verklarende factor voor deze perceptieverschillen. Dit speelt met name een rol bij activteiten op het gebied van interne analyse, leiding geven en veranderen en onderhoud van systemen. Over activteiten behorend bij het controllertype business partner bestaan meer perceptieverschillen dan die behorend bij het type policeman. Dit kan betekenen dat de business partner activiteiten van de onderzochte controllers niet of minder zichtbaar worden uitgevoerd. De perceptie er over verschilt zeker.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Boot-Groenink, A. (2016). Het Effect van Formatief Gebruik van Rubrics op Transparantie, Zelfregulatie, Self-Efficacy en Prestatie bij Propedeusestudenten van Applied Science. juli, 12, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Doel Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de wetenschappelijke kennis, wat betreft de invloed van seksdrive op de verschillen in partnervoorkeuren, bij het opteren voor een lange termijn strategie van homoseksuele en heteroseksuele vrouwen. In deze cross-sectionele studie zijn afzonderlijk bepaalde partnervoorkeurverschillen, in relatie met seksdrive en lange termijn strategieën, onderzocht van heteroseksuele en homoseksuele vrouwen. Middels digitale verspreiding van een vragenlijst hebben 320 respondenten meegedaan aan het onderzoek. Hiervan bleken 215 respondenten geschikt voor analyse; 115 heteroseksuele vrouwen en 100 homoseksuele vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de heteroseksuele vrouwen is 43 jaar met een range van 24 tot 70 jaar. De leeftijd van de homoseksuele vrouwen is gemiddeld 44 jaar met een range van 20 tot 70 jaar. Voor het meten van seksdrive werd de seksdriveschaal gebruikt, ontwikkelt door Waterink (2011). Partnervoorkeuren werd onderzocht aan de hand van een vragenlijst met vier partnervoorkeuren; gezichtsaantrekkelijkheid, intelligentie, leeftijd en humor geselecteerd uit onderzoek van Buss (1989); Baily, Gaulin, Agyei, & Gladue (1994); Smith en Stillmann (2002) en Lippa (2007). Korte versus lange termijnstrategieën werd gemeten aan de hand van een vrij vertaalde vragenlijst uit het Engels van Jackson en Kirkpatrick (2007) die “Short en Long Term Mating Orientation” meet. De analyse liet zien dat er geen significant verschil werd gevonden met betrekking tot de seksdrive van homoseksuele vrouwen vergeleken met heteroseksuele vrouwen. Uit de analyse kwam dat de partnervoorkeuren gezichtsaantrekkelijkheid, intelligentie, jongere leeftijd en humor niet belangrijker is bij homoseksuele vrouwen vergeleken met heteroseksuele vrouwen. De mate van seksdrive had invloed op het partnerkenmerk intelligentie. Volgens de verwachting werd bij een hoge seksdrive intelligentie belangrijker gevonden bij homoseksuele vrouwen dan bij heteroseksuele vrouwen. In tegenstelling tot de verwachting werd intelligentie bij de groep homoseksuele vrouwen met een gemiddelde seksdrive significant belangrijker dan bij de groep homoseksuele vrouwen met een hoge seksdrive

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

This paper discusses the integrated design of parallel manipulators, which exhibit varying dynamics. This characteristic affects the machine stability and performance. The design methodology consists of four main steps: (i) the system modeling using flexible multibody technique, (ii) the synthesis of reduced-order models suitable for control design, (iii) the systematic flexible model-based input signal design, and (iv) the evaluation of some possible machine designs. The novelty in this methodology is to take structural flexibilities into consideration during the input signal design; therefore, enhancing the standard design process which mainly considers rigid bodies dynamics. The potential of the proposed strategy is exploited for the design evaluation of a two degree-of-freedom high-speed parallel manipulator. The results are experimentally validated. (C) 2010 Elsevier Ltd. All rights reserved.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Background: Oncologic outcomes in men with radiation-recurrent prostate cancer (PCa) treated with salvage radical prostatectomy (SRP) are poorly defined. Objective: To identify predictors of biochemical recurrence (BCR), metastasis, and death following SRP to help select patients who may benefit from SRP. Design, setting, and participants: This is a retrospective, international, multi-institutional cohort analysis. There was amedian follow-up of 4.4 yr following SRP performed on 404 men with radiation-recurrent PCa from 1985 to 2009 in tertiary centers. Intervention: Open SRP. Measurements: BCR after SRP was defined as a serum prostate-specific antigen (PSA) >= 0.1 or >= 0.2 ng/ml (depending on the institution). Secondary end points included progression to metastasis and cancerspecific death. Results and limitations: Median age at SRP was 65 yr of age, and median pre-SRP PSA was 4.5 ng/ml. Following SRP, 195 patients experienced BCR, 64 developed metastases, and 40 died from PCa. At 10 yr after SRP, BCR-free survival, metastasis-free survival, and cancer-specific survival (CSS) probabilities were 37% (95% confidence interval [CI], 31-43), 77% (95% CI, 71-82), and 83% (95% CI, 76-88), respectively. On preoperative multivariable analysis, pre-SRP PSA and Gleason score at postradiation prostate biopsy predicted BCR (p = 0.022; global p < 0.001) and metastasis (p = 0.022; global p < 0.001). On postoperative multivariable analysis, pre-SRP PSA and pathologic Gleason score at SRP predicted BCR (p = 0.014; global p < 0.001) and metastasis (p < 0.001; global p < 0.001). Lymph node involvement (LNI) also predicted metastasis (p = 0.017). The main limitations of this study are its retrospective design and the follow-up period. Conclusions: In a select group of patients who underwent SRP for radiation-recurrent PCa, freedom from clinical metastasis was observed in > 75% of patients 10 yr after surgery. Patients with lower pre-SRP PSA levels and lower postradiation prostate biopsy Gleason score have the highest probability of cure from SRP. (C) 2011 European Association of Urology. Published by Elsevier B. V. All rights reserved.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

O objetivo final deste estudo é contribuir para a discussão sobre qual a medida em que conceitos semânticos e discursivos estão sintaticamente codificados. Mais especificamente, investiga-se se existe alguma correlação consistente entre alguns aspetos interpretativos e sintáticos de quatro construções clivadas do Português Europeu, e como se deve dar conta teoricamente destas potenciais correlações. As clivadas consideradas são as clivadas canónicas, as pseudoclivadas, as clivadas de é que e as clivadas de SER. Sintaticamente podemos distinguir dois tipos: clivadas bioracionais (canónicas e pseudoclivadas) e clivadas mono-oracionais (clivadas de é que e de SER). Todas as estruturas têm um constituinte clivado focalizado que pode constituir tanto um foco informacional como um foco contrastivo, e uma oração clivada que introduz uma pressuposição existencial. Adicionalmente, o constituinte clivado identifica exaustivamente uma posição vazia na oração clivada. Adota-se a semântica alternativa para o foco (Rooth 1985), segundo a qual o foco entoacional contribui uniformemente um conjunto de alternativas na Forma Lógica. Regras pragmáticas operando neste conjunto dão origem a duas implicaturas que podem ser suspensas: pressuposição existencial e exaustividade. Dado que as clivadas de é que e as de SER têm a mesma interpretação que orações não-clivadas, conclui-se que a sua estrutura sintática particular não contribui para estas propriedades interpretativas. Em contrapartida, as clivadas bioracionais, que são orações copulativas especificacionais, têm uma presuposição existencial e uma interpretação exaustiva que não pode ser suspensa, tal como as orações especificacionais não-clivadas. Argumenta-se que isto se deve ao facto de o constituinte clivado identificar uma variável introduzida por uma descrição definida. Demonstra-se que a oração clivada, uma relativa em posição de complemento de um determinador definido nas clivadas canónicas e uma relativa livre nas pseudoclivadas, tem a mesma denotação que um DP definido, e portanto tem uma pressuposição existencial inerente. A interpretação exaustiva deve-se à relação identificacional entre o constituinte clivado e a descrição definida. Além disso, defende-se que em Português Europeu um traço de foco não desencadeia movimento-A’ para um FocP especializado. Os constituintes focalizados movem-se antes por razões independentes do foco. Isto é confirmado pelo facto de apenas o constituinte clivado das clivadas de é que ter propriedades de movimento A’, os outros parecem estar in situ. Propõe-se que o constituinte clivado das clivadas de é que é um tópico com um traço de foco que se move para um TopP. Esta análise dá conta da existência de restrições discursivas semelhantes para tópicos não focalizados e para o constituinte clivado das clivadas de é que. O traço quantificacional de foco arrastado pela topicalização dá origem a efeitos de intervenção, causando a não-recursividade do foco na periferia esquerda e a sua incompatibilidade com movimento de outros constituintes com traços quantificacionais. A análise prediz as restrições de encaixe observadas para as clivadas de é que. Finalmente, desenvolve-se uma análise sintática das clivadas de SER que aproxima estas estruturas das estruturas com partículas de foco. Propõe-se que a cópula é um operador sensível ao foco que é merged juntamente com o constituinte clivado. As restrições distribucionais da cópula devem-se a requisitos selecionais de núcleos.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Kartta kuuluu A. E. Nordenskiöldin kokoelmaan

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Macrophages are an important line of defence against invading pathogens. Human macrophages derived by different methods were tested for their suitability as models to investigate Listeria monocytogenes (Lm) infection and compared to macrophage-like THP-1 cells. Human primary monocytes were isolated by either positive or negative immunomagnetic selection and differentiated in the presence of granulocyte macrophage colony-stimulating factor (GM-CSF) or macrophage colony-stimulating factor (M-CSF) into pro- or anti-inflammatory macrophages, respectively. Regardless of the isolation method, GM-CSF-derived macrophages (GM-Mφ) stained positive for CD206 and M-CSF-derived macrophages (M-Mφ) for CD163. THP-1 cells did not express CD206 or CD163 following incubation with PMA, M- or GM-CSF alone or in combination. Upon infection with Lm, all primary macrophages showed good survival at high multiplicities of infection whereas viability of THP-1 was severely reduced even at lower bacterial numbers. M-Mφ generally showed high phagocytosis of Lm. Strikingly, phagocytosis of Lm by GM-Mφ was markedly influenced by the method used for isolation of monocytes. GM-Mφ derived from negatively isolated monocytes showed low phagocytosis of Lm whereas GM-Mφ generated from positively selected monocytes displayed high phagocytosis of Lm. Moreover, incubation with CD14 antibody was sufficient to enhance phagocytosis of Lm by GM-Mφ generated from negatively isolated monocytes. By contrast, non-specific phagocytosis of latex beads by GM-Mφ was not influenced by treatment with CD14 antibody. Furthermore, phagocytosis of Lactococcus lactis, Escherichia coli, human cytomegalovirus and the protozoan parasite Leishmania major by GM-Mφ was not enhanced upon treatment with CD14 antibody indicating that this effect is specific for Lm. Based on these observations, we propose macrophages derived by ex vivo differentiation of negatively selected human primary monocytes as the most suitable model to study Lm infection of macrophages.