Do institutions matter in business strategy? – The changing focus of strategic management to institutions: a literature review

The post-crisis managerial literature emphasizes the roles of institutional factors in any disruption of the ecosystem of market capitalism and puts it in the middle of its analytical framework. It has become clear that nowadays, scientific discussions about the measure of increase of direct state involvement in certain economic areas has become more relevant. The socio-economic model based on market coordination was no doubt shaken by the crisis in 2008 across the world and inspired various representatives of the scientific and political community to revise their theses on coordination mechanisms that support the way out of an economic downturn. This paper intends to give a brief summary of the two leading strategic management approaches (Porter’s five forces and the resource-based view of the firm) on institutions. The author’s aim is to demonstrate that incorporation of the institution-based view into the mainstream theories can enrich the analytical framework of strategic management by providing deeper understanding of the contextual factors that underpin interactions between institutions and organizations.

Effects of computer self efficacy and positive mood in business -to -business service encounters

Attempts to improve the level of customer service delivered have resulted in an increased use of technology in the customer service environment. Customer-contact employees are expected to use computers to help them in providing better service encounters for customers. This research study done in a business-to-business environment explored the effects of customer-contact employees' computer self efficacy and positive mood on in-role customer service, extra-role customer service and organization citizenship. It also examined the relationship of customer service to customer satisfaction and customer delight. ^ Research questions were analyzed using descriptive statistics, frequency distributions, correlation analysis, and regression analysis. Results indicated that computer self efficacy had a greater impact on extra-role customer service than it did on in-role customer service. Positive mood had a positive moderating influence on extra-role customer service but not on in-role customer service. ^ There was a significant relationship between in-role customer service and customer satisfaction but not between extra-role customer service and customer satisfaction. There was no significant relationship between in-role customer service and customer delight nor between extra-role customer service and customer delight. There was a statistically greater positive relationship between joy experienced by clients and customer delight than between pleasant surprise and customer delight. ^ This study demonstrated the importance of facilitating customer-contact employee positive mood on the job in order to improve the level of extra-role customer service delivered. It also showed that increasing the level of customer service does not necessarily lead to higher levels of customer satisfaction. ^

Women in Business symposium

General note: Title and date provided by Bettye Lane.

De controller als Businesspartner. Hoe beïnvloeden persoonskenmerken de ontwikkeling naar "Partner in Business"binnen de afdeling Financiën bij de provincie Gelderland?

Bij de provincie Gelderland is per 01-01-2009 een reorganisatie doorgevoerd waarbij o.a. de ondersteunende disciplines zoals Financiën zijn samengevoegd binnen één centrale afdeling. Binnen de afdeling Financiën is een team ‘Business control’ gevormd waarin de Financieel adviseurs zijn ondergebracht. Daarbij is vanaf 2009, in verschillende termen en bewoordingen, steeds de ambitie uitgesproken om van de “Financieel expert” naar “Partner in business” te groeien. De ervaring tot dusver laat zien dat deze ambitie in de praktijk moeizaam te realiseren is. Dit onderzoek richt zich op verschillende facetten die samenhangen met bovengenoemde ambitie. Daarbij richt het onderzoek zich vooral op de vraag wat de invloed daarbij is van de persoonskenmerken van de medewerkers. De onderzoeksvraag is: Hoe beïnvloeden de persoonskenmerken de ontwikkeling naar “Partner in Business” bij het team Business control binnen de afdeling Financiën bij de provincie Gelderland? Uit het literatuuronderzoek blijkt dat New Public Management (NPM) een belangrijke externe ontwikkelingen is voor de publieke sector. NPM heeft als doel om publieke organisaties meer resultaatgericht, meer gecoördineerd en efficiënter te laten werken. Bij NPM gaat het o.a. om begrippen als resultaatgerichtheid, output en efficiency. Aangezien de controller het management adviseert bij het efficiënt realiseren van de organisatiedoelstellingen is NPM van invloed op de (rol van) de controller. Een verandering in de rol van de controller is ook het gevolg van de veranderingen in de financiële functie. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de controllersfunctie zich ontwikkelt van een administratieve, ten behoeve van het top-management controlerende functie, naar een beslissingsondersteunende functie voor alle geledingen van het management. Conijn et al. (2005) beschrijven de ontwikkeling in de financiële functie aan de hand van een denkmodel met daarin vier fasen met de bijbehorende archetypes Scorekeeper, Financial controller, Managementcontroller en Businesspartner. Naast deze ontwikkelingen zijn ook persoonsgerelateerde factoren van invloed op de rol van een controller binnen een organisatie. Vanuit de organisatiepsychologie worden de persoonlijke eigenschappen van mensen dikwijls in vijf verschillende dimensies gevat, ook wel ‘the big five’ genoemd. Het big five factor model gaat ervan uit dat elk persoon in meer of mindere mate de volgende vijf persoonlijke dimensies heeft: Extraversie, Meegaandheid, Zorgvuldigheid, Openheid en Emotionele stabiliteit. De situatie bij de provincie Gelderland is onderzocht aan de hand van een enquête. De enquête is uitgezet bij de 28 Financieel adviseurs met 17 representatieve respondenten. Hieruit blijkt dat de Financieel adviseurs bij de provincie Gelderland voornamelijk activiteiten verrichten die horen bij de rol van Financial controller en in mindere mate die van respectievelijk Managementcontroller, Businesspartner en Scorekeeper. Daarbij beschikken de Managementcontrollers en de Businesspartners meer over de persoonskenmerken Extraversie, Openheid en Emotionele stabiliteit dan de Scorekeepers en Financial controllers. De Scorekeepers beschikken juist het minst over deze drie persoonskenmerken ten opzichte van de andere drie typen controllers. Voor wat betreft de persoonskenmerken Zorgvuldigheid en Meegaandheid laten de resultaten van de enquête geen eenduidig beeld zien in de relatie tot de typen controllers die de Financieel adviseurs vervullen. Op basis van dit onderzoek en met inachtneming van het aantal van 17 respondenten bij de enquête, lijkt er een relatie te zijn tussen de persoonskenmerken van controllers en de rol die zij als controller vervullen. De rol van Businesspartner vraagt blijkbaar om een hoge mate van Extraversie, Openheid en Emotionele stabiliteit. Voor de provincie Gelderland betekent dit concreet dat bij de gewenste ontwikkeling van Financieel expert naar Partner in business rekening gehouden moet worden met de persoonskenmerken van de Financieel adviseurs. Hierdoor kan er een goede aansluiting tot stand worden gebracht tussen de controller als persoon en zijn/haar controllersrol binnen de organisatie. Kortom; de juiste persoon op de juiste plaats.

Creative Reflection in Action

This (Students as Academic Partners) project aimed to explore the potential of a creative approach to reflection. Developing approaches to reflective practice is directly relevant for teachers and those who are training to become teachers. Individual reflections were produced by project participants based on several very short video clips of children in a nursery school. These individual reflections were extended into a collaborative reflection highlighting common themes. This broader focus seeks to contribute to an encompassing discourse related to early years practice. The poster aims to show how critical reflection and speculation can develop an understanding of the child, their development and potential barriers to this development. Through observing stills from the video footage, viewers of the poster are challenged to speculate about the child’s body language, what they might be doing or whether the learning environment is suitable to develop and progress their knowledge and understanding further?

An Investigation into the Use of Computer-based Simulation Games for Learning and Teaching in Business Management Courses

Computer-based simulation games (CSG) are a form of innovation in learning and teaching. CGS are used more pervasively in various ways such as a class activity (formative exercises) and as part of summative assessments (Leemkuil and De Jong, 2012; Zantow et al., 2005). This study investigates the current and potential use of CGS in Worcester Business School’s (WBS) Business Management undergraduate programmes. The initial survey of off-the-shelf simulation reveals that there are various categories of simulations, with each offering varying levels of complexity and learning opportunities depending on the field of study. The findings suggest that whilst there is marginal adoption of the use CSG in learning and teaching, there is significant opportunity to increase the use of CSG in enhancing learning and learner achievement, especially in Level 5 modules. The use of CSG is situational and its adoption should be undertaken on a case-by-case basis. WBS can play a major role by creating an environment that encourages and supports the use of CSG as well as other forms of innovative learning and teaching methods. Thus the key recommendation involves providing module teams further support in embedding and integrating CSG into their modules.

Management of Customer Co-development in Business-to-Business Markets

Management of customer co-development means involving customers in the development of new products and services, and coordinating the process. In business-tobusiness markets, customer co-development enables the development of innovations that better match customer needs and strengthens customer relationships. However, close collaboration with customers can hamper the innovativeness of new products and lead to overly customized solutions. Therefore, the management of co-development is crucial to its success. Yet the existing research on management of co-development has mainly focused on selecting the right collaboration partners, and the field lacks understanding on how to manage the tensions inherent in customer co-development. The purpose of this thesis is to increase understanding on the management of the codevelopment. The thesis is divided into two parts. The first comprises the literature review and conclusions for the whole study, and the second presents four publications. From the methodological perspective, the research papers follow exploratory qualitative research design. The empirical data comprise interviews with 60 persons, representing 25 different organizations, and a group of 11 end users. The study conceptualizes management of customer co-development in three dimensions 1) relational co-development processes, 2) co-development challenges and paradoxes, and 3) internal customer involvement processes. The findings contribute to the customersupplier relationship, innovation, and marketing management literatures by providing a framework on supplier-customer co-development, addressing co-development paradoxes and their management processes, and suggesting practices for customer involvement. For practitioners, the findings provide tools to manage the challenges related to codevelopment with customers.

Variation of cutting rooting ability in cultivated and wild species of Macadamia

In Australia, macadamia trees are commonly propagated by germinating rootstock seed and grafting when seedlings reach a suitable size. The production of grafted trees is a protracted and complex process, however, propagation of macadamia via cuttings represents a simpler and faster method of multiplication. Macadamias have traditionally proven difficult to propagate from cuttings, and while recent developments in the process have improved success rates, substantial variation in rooting ability between cultivars and species has been reported. The cultivar 'Beaumont' (Macadamia integrifolia × M. tetraphylla) is commonly propagated by cutting for use as a rootstock, and is relatively easy to strike while other cultivars are more difficult. There is speculation that Hawaiian cultivars are more difficult to strike from cuttings than Australian cultivars due to species and genetic composition. In this experiment, cuttings of 32 genotypes were evaluated for rooting ability. Each genotype's species profile was estimated using historical data, and used to determine species effects on survival (percentage) and rooting ability (rating 0-2). M. jansenii (100%), M. tetraphylla (84%) and M. integrifolia/tetraphylla hybrids (79%) had the highest success rates while M. integrifolia (54%) and M. ternifolia (43%) had the lowest survival. Rooting ability of M. jansenii (1.75) was significantly higher than M. ternifolia (0.49) but not significantly higher than M. tetraphylla × M. integrifolia with (1.09), M. tetraphylla (1.03) or M. integrifolia (0.88).

Creative industries in Macau innovation and tradition at USJ

International Conference Of Silk, Sugar and Spices: new directions in East-West CooperationISCAP 11-12-13 November 2015

Floral expression and pollen germination ability in productive mountain papaya ( Vasconcellea pubescens A.DC.) orchards

Mountain papaya ( Vasconcellea pubescens A.DC.) is described as trioecious in the centers of origin of Ecuador, Colombia, and Peru. However, under cultivation conditions in La Serena (30° S, 70° W), Chile, it is found to be dioecious and monoecious. The objective was to learn about the variations in floral expression of mountain papaya. Flowers from monoecious and dioecious plants were therefore identified and quantified during two seasons. In vitro pollen germination ability was also evaluated based on the factors of site, season, and plant sex. Monoecious plant inflorescences are polygamous; female and male flowers are observed, as well as bisexual flowers that are usually deformed. This condition allows them to be classified as an ambisexual plant. The existence of flowers of different sexes appears to depend on the season; the female dioecious plant is maintained as such, independently of climatic conditions. Pollen from male flowers, from both ambisexual and male plants, germinates 75% in summer, while germination decreases to 56% in spring (P ≤ 0.05). Flowering of female plants coincides with the permanent occurrence of male flowers in ambisexual plants, which ensures pollination without the need for male plants as pollinators in orchards. Based on this information, some management practices and possible lines of research about this species are proposed.

A film director’s challenge : To manage – to manage? – The creative process in a film project

The aim of this text is to discuss how it is possible to manage the art creating process in a film project, where the circumstances are often turbulent. In normative project management literature one proceeds from the idea that a project is realised in a stable world from a clear goal. In a film project there is often a need to change your plans, to improvise both in front of the camera as well as behind the camera. In the theoretical cinematic literature the responsibility for the final film text is more and more being viewed as a product of not only the director, but of the whole team’s work. Consequently, the narrative of leadership/management in a film team can be viewed from a relational perspective where the director and those s/he interacts with, are responsible for the action, relations and social situations they construe jointly in the process of filmmaking. The organization of a film project is a temporary one. The members of a team are seldom the same from one production to another, as well as the creative process always being unique. According to process thinking, organizing can be seen as the ongoing creative activity where we structure and stabilize the chaotic, moving reality. As concerns a film project, the process of becoming of the filmic expression; careful plans, on the one hand, and improvisation and flexibility in action, on the other hand, are a precondition for its realisation. The director when setting a linguistic formulation to what is to be done, can be considered as a practical author.

Balance ability in 7- and 10-year-old children:associations with prenatal lead and cadmium exposure and with blood lead levels in childhood in a prospective birth cohort study

OBJECTIVES: Most studies reporting evidence of adverse effects of lead and cadmium on the ability to balance have been conducted in high-exposure groups or have included adults. The effects of prenatal exposure have not been well studied, nor have the effects in children been directly studied. The aim of the study was to identify the associations of lead (in utero and in childhood) and cadmium (in utero) exposure with the ability to balance in children aged 7 and 10 years. DESIGN: Prospective birth cohort study. PARTICIPANTS: Maternal blood lead (n=4285) and cadmium (n=4286) levels were measured by inductively coupled plasma mass spectrometry in women enrolled in the Avon Longitudinal Study of Parents and Children (ALSPAC) during pregnancy. Child lead levels were measured in a subsample of 582 of ALSPAC children at age 30 months. MAIN OUTCOME MEASURES: Children completed a heel-to-toe walking test at 7 years. At 10 years, the children underwent clinical tests of static and dynamic balance. Statistical analysis using SPSS V.19 included logistic regression modelling, comparing categories of ≥ 5 vs <5 µg/dL for lead, and ≥ 1 vs <1 µg/L for cadmium. RESULTS: Balance at age 7 years was not associated with elevated in utero lead or cadmium exposure (adjusted OR for balance dysfunction: Pb 1.01 (95% CI 0.95 to 1.01), n=1732; Cd 0.95 (0.77 to 1.20), n=1734), or with elevated child blood lead level at age 30 months (adjusted OR 0.98 (0.92 to 1.05), n=354). Similarly, neither measures of static nor dynamic balance at age 10 years were associated with in utero lead or cadmium exposure, or child lead level. CONCLUSIONS: These findings do not provide any evidence of an association of prenatal exposure to lead or cadmium, or lead levels in childhood, on balance ability in children. Confirmation in other cohorts is needed.

Three Creative Tensions in Document Interpretation Theory Set as Evidence of the Need fora Descriptive Informatics

Describes three tensions in the theoretical literature of indexing: chief sources of evidence indexing, process of indexing (rubrics and methods), and philosophical position of indexing scholarship. Following this exposition, we argue for a change in perspective in Knowledge Organization research. Using the difference between prescriptive and descriptive linguis- tics as a metaphor, we advocate for a shift to a more descriptive, rather than the customary prescriptive, approach to the theo- retical and empirical study of indexing, and by extension Knowledge Organization.

Diagnosis of Student’s Attitudes towards Mathematics in the First Year of Three Graduate Programs in Business Administration

The objective of this research was to determine the student’s attitudes towards Mathematics at the beginning of their graduate studies in Business Administration. The study used an exploratory, non-experimental, cross-sectional design. The instrument used was a questionnaire based on willingness, confidence, utility, motivation and anxiety with Likert questions. The study concluded that students have a negative attitude towards Mathematics; it is considered as a useful but difficult discipline and, for that reason, students show anxiety and lack of confidence when applying mathematical procedures.