6 resultados para verbally gifted
em Open University Netherlands
Resumo:
Gifted pupils differ from their age-mates with respect to development potential, actual competencies, self-regulatory capabilities, and learning styles in one or more domains of competence. The question is how to design and develop education that fits and further supports such characteristics and competencies of gifted pupils. Analysis of various types of educational interventions for gifted pupils reflects positive cognitive or intellectual effects and differentiated social comparison or group-related effects on these pupils. Systemic preventive combination of such interventions could make these more effective and sustainable. The systemic design is characterised by three conditional dimensions: differentiation of learning materials and procedures, integration by and use of ICT support, and strategies to improve development and learning. The relationships to diagnostic, instructional, managerial, and systemic learning aspects are expressed in guidelines to develop or transform education. The guidelines imply the facilitation of learning arrangements that provide flexible self-regulation for gifted pupils. A three-year pilot in Dutch nursery and primary school is conducted to develop and implement the design in collaboration with teachers. The results constitute prototypes of structured competence domains and supportive software. These support the screening of entry characteristics of all four-year old pupils and assignment of adequate play and learning processes and activities throughout the school career. Gifted and other pupils are supported to work at their actual achievement or competency levels since their start in nursery school, in self-regulated learning arrangements either in or out of class. Each pupil can choose other pupils to collaborate with in small groups, at self-chosen tasks or activities, while being coached by the teacher. Formative evaluation of the school development process shows that the systemic prevention guidelines seem to improve learning and social progress of gifted pupils, including their self-regulation. Further development and implementation steps are discussed.
Resumo:
DOI: 10.5117/MEM2016.3.Mooi
Resumo:
In dit artikel staat het onderpresteren van leerlingen in het basisonderwijs centraal. Onderpresteren is opgevat als de discrepantie tussen intelligentie en schools presteren op het gebied van taal en rekenen. Met behulp van secundaire analyse van longitudinale gegevens uit de grootschalige PRIMA-cohort:studie zijn drie vragen beantwoord: 1) Hoe groot is de groep onderpresteerders? 2) Op welk moment begint (en eventueel eindigt) het onderpresteren? 3) Met welke leerling-en klaskenmerken hangt het onderpresteren samen? De analyse heeft betrekking op bijna 5800 leerlingen die in de jaren 2000, 2002 en 2004 in de groepen 4, 6 en 8 zaten. De resultaten laten zien dat er qua taal bij circa 20% en wat betreft rekenen bij 16% van de leerlingen sprake is van onderpresteren. Met name hoogbegaafde leerlingen gaan in de loop van hun schoolloopbaan onderpresteren. Tevens is er een aantal relaties tussen onderpresteren en andere leerlingkenmerken vastgesteld. De bevindingen maken duidelijk dat er zich nog een reservoir aan verborgen talent bevindt in het basisonderwijs.
Resumo:
In deze keynote voor professionals uit onderwijs en jeugdzorg wordt aandacht besteed aan de volgende punten: 1. Voorbeelden: cognitief hoogbegaafde leerlingen 2. Begrip hoogbegaafd; leerpsychologische kenmerken 3. Leerlingverschillen bij intrede PO 4. Oorzaken onderpresteren cognitief hb leerlingen 5. Regulier onderwijs en leerlingproblemen 6. Noodaanpak en systeemmaatregelen 7. ‘Optimaliserend Onderwijs’ voor elke leerling 8. Multiniveau beleids- en schoolontwikkeling 9. Vragen en discussie 10. Referenties & repositories
Resumo:
Background. In pre-school and primary education pupils differ in many abilities and competences (‘giftedness’). Yet mainstream educational practice seems rather homogeneous in providing age-based or grade-class subject matter approaches. Aims. To clarify whether pupils scoring initially at high ability level do develop and attain differently at school with respect to language and arithmetic compared with pupils displaying other initial ability levels. To investigate whether specific individual, family or educational variables co-vary with the attainment of these different types of pupils in school. Samples. Data from the large-scale PRIMA cohort study including a total of 8258 grade 2 and 4 pupils from 438 primary schools in The Netherlands. Methods. Secondary analyses were carried out to construct gain scores for both language and arithmetic proficiency and a number of behavioural, attitudinal, family and educational characteristics. The pupils were grouped into different ability categories (highly able; able; above average; average and below). Further analyses used Pearson correlations and analyses of variance both between and within ability categories. Cross-validation was done by introducing a cohort of younger pupils in pre-school and grouping both cohorts into decile groups based on initial ability in language and arithmetic. Results. Highly able pupils generally decreased in attainment in both language and arithmetic, whereas pupils in average and below average groups improved their language and arithmetic scores. Only with highly able pupils were some educational characteristics correlated with the pupils’ development in achievement, behaviour and attitudes. Conclusions. Pre-school and primary education should better match pupils’ differences in abilities and competences from their start in pre-school to improve their functioning, learning processes and outcomes. Recommendations for educational improvement strategies are presented in closing.
Resumo:
Zelfbeeldvorming is een levenslang proces en vindt plaats in de sociale context. Het zelfbeeld wordt gevormd op basis van zelfreflectie en sociale vergelijking en staat onder invloed van verschillende factoren. Het zelfbeeld is belangrijk voor de zelfregulatie en heeft invloed op het psychologisch welzijn. Door een asynchrone ontwikkeling wijkt de ontwikkeling van hoogbegaafden af van de gangbare patronen. Hoewel wordt gedacht dat hierdoor een adequate en positieve zelfbeeldvorming problematisch is, is hiernaar nauwelijks onderzoek gedaan. Dit kwalitatieve onderzoek is een eerste verkenning naar levensloopontwikkelingen in het zelfbeeld van personen die op volwassen leeftijd als hoogbegaafd zijn geïdentificeerd. De ontwikkelingen worden daarnaast in verband gebracht met het psychologisch welzijn. Acht personen, die op volwassen leeftijd als hoogbegaafd zijn geïdentificeerd, werden tijdens een diepte-interview uitgenodigd hun levensverhaal te vertellen. De levensverhalen werden geanalyseerd volgens een narratieve analysemethode. Levensloopontwikkelingen van hoogbegaafden in dit onderzoek kunnen het best kunnen worden begrepen vanuit het samenspel van de aan- en afwezigheid van belemmerende en bevorderende factoren, de kwaliteit van sociale interacties, individuele persoonskenmerken en de opeenstapeling van levenservaringen. In verschillende levensfasen staan zelfbeelden centraal die betrekking hebben op sociale rollen in de betreffende levensfase en de sociale eisen die daaruit voortvloeien. Variëteit hierin is afhankelijk is van de levensomstandigheden en de opeenstapeling van levenservaringen. Persoonlijke levenservaringen beïnvloeden de manier waarop men zichzelf begrijpt en naar zijn verleden, heden en toekomst kijkt. De betekenis die men geeft aan de eigen hoogbegaafdheid is afhankelijk van de mate van inadequatheid van het zelfbeeld vóór de identificatie en de persoonlijke opvatting over hoogbegaafdheid. Voor sommigen is de identificatie cruciaal voor de vorming van een adequaat zelfbeeld en een solide identiteitsvorming. Na de identificatie als hoogbegaafd staan zelfbeelden met betrekking tot persoonlijkheidskenmerken verbonden aan de hoogbegaafde identiteit, emotionaliteit en autonomie op de voorgrond. De mate waarin deze op de voorgrond treden is afhankelijk van de betekenis die men geeft aan de eigen hoogbegaafdheid. Bij alle deelnemers zijn zelfbeelden met betrekking tot de sociale interactie, zelfsturing, persoonlijke ontwikkeling en zelfontplooiing gedurende de gehele levensloop belangrijk. Onder invloed van veranderingen in het zelfbeeld gedurende de levensloop neemt het psychologisch welzijn toe op de domeinen zelfacceptatie, autonomie, grip op de omgeving en persoonlijke groei en voor een enkeling op het domein levensdoel. In verhouding tot deze welzijnsdomeinen neemt het welzijn op het domein positieve relaties met anderen matig toe. Dit heeft te maken met de onconventionaliteit van de deelnemers, waardoor men niet in de sociale context past en te maken heeft met (zelf)stigmatisering en een negatieve benadering door anderen.