7 resultados para peer tutoring, school improvement, reading, maths
em Open University Netherlands
Resumo:
This study aims to investigate the effectiveness of training tutors in content knowledge of a particular domain versus training them in tutoring skills of pedagogical knowledge when tutoring on a complex tutee task. Forty-seven tutor-tutee pairs of fourth year secondary school students were created and assigned to one of two treatments. Twenty-two tutors received training in content knowledge and the other twenty-five tutors in tutoring skills. Tutors formulated written feedback immediately after the training. Tutees first interpreted the tutor feedback and then used it to revise their research questions. The results showed that tutors trained in tutoring skills formulated more effective feedback than tutors trained in content knowledge. In addition, tutees helped by tutoring-skills tutors found the feedback more motivating than those helped by content- knowledge tutors. However, no differences were found in tutee performance on revision. The findings are discussed in terms of the set-up of this study and implications for improving the effectiveness of peer tutoring.
Resumo:
This thesis explores how to design a peer support system to facilitate self-organized knowledge sharing in non-formal learning environments, in particular when learners work on complex tasks. The peer support system aims to replace two teacher-led didactic arrangements: selecting a tutor at the initial stage, and guidance during the interaction process (Dillenbourg, 1999; Topping, 1996). Such a system has previously been developed by Van Rosmalen (2008) and De Bakker (2010) and has been tentatively used to facilitate knowledge sharing on content-related questions. In this thesis, we would like to find out how to further improve the design of this peer support system, especially to facilitate knowledge sharing on complex tasks. Since little pedagogical theory is available to inform the design of our peer support system, this thesis attempts to apply cognitive load theory (Sweller, Van Merriënboer, & Paas, 1998; Van Merriënboer & Sweller, 2005) that informs instructional designs in classroom settings to the design of our peer support system in Learning Networks.
Resumo:
A new approach for overcoming the language and culture barriers to participation in MOOCs is reported. It is hypothesised that the juxtaposition of English as the language of instruction, used for interacting with course materials, and one’s preferred language as the language of participation, used for interaction with peers and facilitators, is preferable to ‘English only’ for participation in a MOOC. The HANDSON MOOC included seven teams of facilitators, each catering for a different language community. Facilitators were responsible for promoting active participation and peer tutoring. Comparing language groups revealed a series of predictors of intention to learn, some of which became apparent in the first days of the MOOC already. The comparison also uncovered four critical factors that influence participation: facilitation, language of participation, group size, and a pre-existing sense of community. Especially crucial was reaching a sufficient number of active participants during the first week. We conclude that multilingual facilitation activates participation in MOOCs in various ways; and that synergy between the four aforementioned factors is critical for the formation of the learning network that supports a social dynamics of active participation. Our approach suggests future targets for the development of the multilingual and community potential of MOOCs.
Resumo:
Informatie wordt gegeven over de beleidsvraag, de probleemopzet, het onderzoeksontwerp met kernvariabelelen, het onderzoeksproces en de belangrijkste uitkomsten van deze multiniveau, longitudinale veiligheidsmonitor. Tenslotte worden enkele van de meest kenmerkende aspecten van deze onderzoeksmethode behandeld.
Resumo:
In deze Masterclass worden de begrippen ‘excellent’ en ‘hoogbegaafd’ met elkaar vergeleken vanuit multiniveau perspectief. Ingegaan wordt op verschillen die zich tijdens het doen van onderzoek manifesteren en waarmee niet altijd adequaat rekening wordt gehouden. Ook worden leerpsychologische en pedagogische accenten verhelderd. Tenslotte wordt ingegaan op noodzakelijke schoolontwikkeling in het primair en voortgezet onderwijs.
Resumo:
Een review van onderwijsanalyses en (beleids)onderzoeken verricht in de periode 1916-2015 wijst uit dat de reguliere jaarklassensystematiek in het Nederlandse primair en voortgezet onderwijs aanleiding geeft tot prestatie- en motivatieproblemen bij risico-leerlingen. Dit zijn met name de leerlingen die qua ontwikkelingspotenties of leervorderingen (aanvankelijk) duidelijk naar beneden of naar boven afwijken van leeftijdsgenoten in een groep of klas. Ondervanging van deze problemen lijkt mogelijk via een preventieve systematiek van ‘Optimaliserend Onderwijs’ voor elk kind in de vóór- of vroegschoolse educatie en elke leerling in het primair of voortgezet onderwijs. Een eerste vraag betreft de inhoudelijke en vormgevingskenmerken van dit onderwijsontwerp: welke richtlijnen en specificaties daarvan kunnen het onderwijs, spelen en leren voor elke leerling, zo optimaal mogelijk inhoud en vorm geven en hoe ziet een model van dit Optimaliserend Onderwijs eruit? Een tweede vraag is gericht op de realisatie van dit onderwijsontwerp: hoe is deze onderwijssystematiek te ontwikkelen in de Nederlandse schoolpraktijk? Gebruik van de sneeuwbalmethode in met name Nederlandse onderzoeks- en designliteratuur leidt tot beantwoording van de eerste vraag in de vorm van een multiniveau theoretisch ontwerp van ‘Optimaliserend Onderwijs’. Kernpunten hierin zijn: landelijke (deel)curricula gekenmerkt door instructievarianten; integratie van dubbele diagnostiek (individueel-longitudinaal en vergelijkend-genormeerd); flexibele certificerings- en diplomeringsstructuur; een ondersteunende schoolorganisatie; gecontroleerde opbrengst-optimalisering per kind of leerling en op instellings- en schoolniveau; per vóór- of vroegschoolse instelling of school(bestuur) kunnen ook vrije ofwel eigen onderwijsinvullingen worden ingericht. Beantwoording van de tweede vraag gebeurt met behulp van (onderzoeks)literatuur over multiniveau onderwijsinnovatie in de schoolpraktijk. Aanbevolen wordt om, op basis van een gezamenlijk besluit van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Tweede Kamer, relevante onderwijsinstanties, schoolbesturen en ouderorganisaties, te komen tot inrichting van samenhangende ontwikkelingsprojecten en -onderzoeken. Via een projectenserie in instellingen voor vóór- of vroegschoolse educatie en scholen voor primair en voortgezet onderwijs kan gecontroleerd worden samengewerkt tussen leid(st)ers, leerkrachten en docenten, scholen, ontwikkelings- en andere onderwijsinstellingen, instellingen voor onderzoek en informatietechnologie, en onderwijspolitiek. Tussenresultaten van Optimaliserend Onderwijs worden steeds in andere instellingen en scholen beproefd en verder verspreid.
Resumo:
Kinderen worden in basisscholen veelal in leeftijdsgroepen ingedeeld. Er zijn dan steeds leerlingen die ten opzichte van leeftijdsgenoten heel goed of juist slecht presteren. Dit leidt bij deze 'relatief afwijkende leerlingen' tot demotivatie, gerichtheid op andere activiteiten, en 'onderpresteren'. In de hier voorgestane pedagogiek en didactiek wordt elk kind, per ontwikkelings- of competentiegebied, doorlopend en adequaat gesteund. Dit is ook conform de vigerende onderwijswetgeving. De praktische consequentie is dat het onderwijsaanbod in elke groep of klas steeds dient te zijn afgestemd op de werkelijke (begin)kenmerken van de aanwezige leerlingen. Vervolgens dient elk kind in school steeds iets boven het eigen niveau te kunnen spelen en leren, deels volgens eigen voorkeuren en eigen regulatie. Dit vereist voorbereide onderwijsleersituaties en een doorlopend helder inzicht in relevante diagnostische ontwikkelings- en leerniveaus alsmede in de individuele leerprocessen en -effecten. Praktische realisatie van deze eisen vraagt ten eerste om vaststelling van de beginkenmerken van leerlingen. Ten tweede dient het feitelijke speel- en leeraanbod te zijn georganiseerd in aansluiting op deze individuele beginkenmerken, in een meer flexibele vormgeving dan gebruikelijk. Deze twee onderwijsaspecten worden hier concreet uitgewerkt en ingevuld in het kader van een handleiding voor ontwikkelings- of design-based onderzoek dat samen met leerkrachten en management wordt uitgevoerd.