De Invloed van Mentale Veerkracht op Copingstrategieën bij Eetproblematiek

Dit onderzoek bestudeerde het verband tussen probleemgerichte- en emotiegerichte coping en eetproblematiek en onderzocht daarnaast of mentale veerkracht de relaties tussen probleemgerichte en emotiegerichte coping enerzijds en eetproblematiek anderzijds beïnvloedt. Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van meer inzicht in de rol van mentale veerkracht als mogelijke moderator van de relatie tussen coping en eetproblematiek. Er is een eenmalige meting verricht bij jong volwassen vrouwen van 18 t/m 30 jaar uit de algemene populatie. Via e-mail en sociale media zijn online vragenlijsten verspreid die bruikbare gegevens opleverden van in totaal 188 vrouwen. Meetinstrumenten. Coping is gemeten middels de Utrechtse Coping Lijst (UCL) (Schreurs, Willige, van de Tellegen & Brosschot, 1988; Schreurs, Willige, van de Tellegen & Brosschot, 1993); mentale veerkracht is gemeten met behulp van de Resilience Scale-Nederlandse versie (RS-nl) (Portzky, 2008); en de mate van eetproblematiek is gemeten met de Eating Disorder Examination Questionnaire (EDE-Q) (Fairburn & Beglin, 1994). De resultaten hebben aangetoond dat er een significant negatief verband bestaat tussen probleemgerichte coping en mate van eetproblematiek en een significant positief verband tussen emotiegerichte coping en eetproblematiek. De negatieve samenhang tussen probleemgerichte coping en eetproblematiek bleek sterker bij een lagere mate van mentale veerkracht. De positieve samenhang tussen emotiegerichte coping en eetproblematiek bleek eveneens sterker bij een lagere mentale veerkracht. Personen met een lage mentale veerkracht en een ineffectieve (emotiegerichte of weinig probleemgerichte) copingstijl bleken de meeste eetproblemen te ervaren, bij een hoge mentale veerkracht werd de minste eetproblematiek gerapporteerd, ongeacht de gehanteerde copingstijl.

Executief Functioneren en Copingstijl van Normaal- en Hogerbegaafde Volwassenen met een Autismespectrumstoornis

Ten eerste wordt nagegaan of volwassenen met ASS beperkt zijn in hun executieve functies Cognitieve Flexibiliteit, Zelfevaluatie, Initiatief nemen, Werkgeheugen en Plannen en Organiseren. Ten tweede wordt onderzocht of beperkingen in het executief functioneren (EF) negatief samenhangen met het gebruik van een probleemgerichte copingstijl (H.1), positief met het gebruik van een emotiegerichte copingstijl (H.2) en positief met gebruik van een passief reactiepatroon (H.3). Daarnaast wordt exploratief onderzocht of leeftijd een modererende invloed heeft op bovengenoemde drie relaties. Volwassenen met een gemiddeld of hoger intelligentieniveau bij wie ASS is vastgesteld hebben een zelfrapportagevragenlijst ingevuld (survey met één meetmoment). Circa 27% van de data is afkomstig uit GGZ-cliëntendossiers, de overige data zijn afkomstig via respondentenwerving (53% non-respons op 182 uitgezette vragenlijsten). Naast enkele biografische gegevens werd gebruik gemaakt van de Brief-A, die beperkingen in het executief functioneren meet en van de Utrechtse Copinglijst (UCL), die het gebruik van zeven copingmechanismen in kaart brengt. Conform H.1 blijken beperkingen in het EF (met name Cognitieve Flexibiliteit) gerelateerd te zijn aan een geringer gebruik van probleemgerichte coping. H.2 wordt niet ondersteund door de bevindingen, aangezien resultaten erop wijzen dat EF geen variantie verklaart in het gebruik van emotiegerichte coping. EF doet dit wel ten aanzien van een passieve reactie, conform H.3. Met name Cognitieve Flexibiliteit en Werkgeheugen spelen hier een betekenisvolle rol. Er is geen significante ondersteuning voor een modererende rol van leeftijd in de drie verbanden.

Stress and coping in older people with Alzheimer`s disease

To investigate stress intensity and coping style in older people with mild Alzheimer`s disease. The potential risk assessment of a stress event and the devising of coping strategies are dependent on cognitive function. Although older individuals with Alzheimer`s disease present significant cognitive impairment, little is known about how these individuals experience stress events and select coping strategies in stress situations. Survey. A convenient sample of 30 cognitively healthy older people and 30 individuals with mild Alzheimer`s disease were given an assessment battery of stress indicators (Symptom Stress List, Cornell Scale for Depression in Dementia, State-Trait Anxiety Inventory), coping style (Jalowiec Coping Scale) and cognitive performance (mini-mental state exam) were applied in both groups. Statistical analysis of the data employed the Mann-Whitney test to compare medians of stress indicators and coping style, Fischer`s exact test to compare proportions when expected frequencies were lower than five, and Spearman`s correlation coefficient to verify correlation between coping style and cognitive performance. Both groups suffered from the same stress intensity (p = 0.254). Regarding coping styles, although differences were not statistically significant (p = 0.124), emotion-oriented coping was predominant in the patients with Alzheimer`s disease. However, those individuals displaying better cognitive performance in the Alzheimer`s disease group had selected coping strategies focused on problem solving (p = 0.0074). Despite a tendency for older people with Alzheimer`s disease to select escape strategies and emotional control, rather than attempting to resolve or lesser the consequences arising from a problem, coping ultimately depends on cognitive performance of the individual. The findings of this study provide information and data to assist planning of appropriate support care for individuals with Alzheimer`s disease who experience stress situations, based on their cognitive performance.

Chronic Stress Is Associated with High Cortisol Levels and Emotional Coping Mechanisms in Amnestic Mild Cognitive Impairment

Background/Aims: To investigate the association between cortisol levels, chronic stress and coping in subjects with amnestic-type mild cognitive impairment (aMCI). Methods: Cortisol levels were measured using morning saliva samples from 33 individuals with aMCI and from 41 healthy elderly. Chronic stress was evaluated with the Stress Symptoms List (SSL), whereas coping strategies were assessed using the Jalowiec Coping Scale. Results: aMCI subjects with high SSL scores presented higher cortisol levels (p = 0.045). Furthermore, aMCI subjects who employed emotion-focused coping had higher SSL scores (p = 0.023). Conclusion: The association between increased cortisol secretion, chronic stress and coping strategies may be modulated by the presence or absence of cognitive impairment, where memory deficit awareness constitutes an additional potential factor involved in high stress severity. Copyright (C) 2009 S. Karger AG, Basel

Adjustment to a low-control situation: Reexamining the role of coping responses

The aim of the study was to test a revised conceptualization of the role of coping in adjustment to a low-control stressor-women's adjustment to a failed in vitro fertilization (NF) attempt. Data were collected prior to the IVF treatment (Time I) and twice after the failed NF attempt (1 to 2 weeks after finding out the results, n = 171, and fi weeks later, n = 139). Initial adjustment was assessed at Time I, whereas measures of coping and both self-report and partner ratings of adjustment were obtained at Times ? and 3. As predicted, escapist strategies and problem-management strategies (mainly at Time ?) were associated with poor adjustment, whereas problem-appraisal coping was associated with better adjustment., There was also support for the proposed positive relationship between adjustment and emotional approach coping (on self-report adjustment).

Reputations, self-concepts and coping strategies of volatile solvent users

Data pertaining to the reputations, self-concepts and coping strategies of thirty-one secondary school Volatile Solvent Users (VSUs), forty-four ex-VSUs, and forty-eight non-VSUs in the Perth Metropolitan area of Western Australia were obtained using the High School Student Activity Questionnaire. Findings revealed that significant differences between current VSUs, ex-VSUs, and non-VSUs were more attributable to factors of reputation enhancement than to factors of either self-concept or coping strategies. Current VSUs identified themselves as both having and wanting to have a more non-confronting reputation, and as admiring drug-related activities significantly more than both ex-VSUs and non-VSUs. Two coping variables were also found to be significant indicating that females use more nonproductive coping strategies and external coping strategies than males. No interaction effects were identified. The implications for drug education and further research are discussed.

Effects of coping strategies, social support and work-nonwork conflict on shift worker's health

Objectives This study examines the direct and mediated effects of shift workers' coping strategies and social support on structural work-nonwork conflict and subjective health. Methods The participants were 172 registered female nurses, aged 21 to 40 years. They all worked full-time, on rapidly rotating, 8-hour shifts in metropolitan general hospitals. All the respondents completed a self-administered questionnaire requesting demographic information and data on sources of social support, work-nonwork conflict, and coping strategies. Results A path model with good fit (chi(2)=28.88, df=23, P>.23, CFI=0.97) demonstrated complex effects of social support and coping on structural work-nonwork conflict and health. Conclusions Structural work-nonwork conflict mediated the effects of social support from supervisors and emotionally expressive coping on psychological symptoms. Control of shifts mediated the effect of social support from supervisors on structural work-nonwork conflict. Disengagement coping had direct and mediated effects on psychological and physical health. However, it also had mediated effects, with the effect on psychological health being mediated by support from co-workers and the effect on physical symptoms being mediated by family support. Go-worker support mediated the effect of social support from supervisors on psychological symptoms. Overall, these findings support previous research and clarify the process by which coping strategies and social support affect structural work-nonwork conflict and health in shift work.

Parental reactions to infant death: The effects of resources and coping strategies

The aim of this research was to examine, from a stress and coping perspective, the effects of resources (both personal and environmental) and coping strategies on parental reactions to infant death. One hundred and twenty-seven parents (60 fathers, 67 mothers) participated in the study. The predictors of parental distress (background factors, resources, coping methods) were initially assessed at 4-6 weeks post-loss. Parental distress (assessed using a composite measure of psychiatric disturbance, physical symptoms, and perinatal grief) was further assessed at 6 months post-loss and at 15 months postloss. After control for the stability in adjustment across time, there was consistent evidence that higher levels of education were associated with lower levels of parental distress over time. Among mothers, the number of friends in whom mothers had the confidence to confide emerged as a positive predictor of adjustment to infant death. A reliance on problem-focused coping was associated with greater maternal distress at 6 months post-loss, whereas coping by seeking support was associated with less distress at 15 months post-loss. There is no evidence that background factors and resources influenced parental distress through coping.

Coping with stereotype threat: Denial as an impression management strategy

Four experiments tested the hypothesis that people who are concerned with impression management cope with stereotype threat through denial. Consistent with this hypothesis, temporary employees threatened by a stereotype of incompetence (Study 1) and hostel-dwelling older adults (Study 2) were more likely to deny incompetence if they were high in impression management. African Americans (Study 3) showed a similar pattern of denying cognitive incompetence, which emerged primarily when they were interviewed by a White experimenter and had attended a predominantly Black high school. In Study 4, White students who expected to take an IQ test and were threatened by a stereotype of being less intelligent than Asians were more likely to deny that intelligence is important if they were high in impression management.

The personal constructs of coping with chronic low back pain: is coping a necessary evil?

The construct of coping is explored in this paper utilising repertory grid technique with a small group of non-patients with chronic pain. Nineteen volunteers with low back pain completed a repertory grid with eight given elements signifying various self and illness-related roles. Two constructs were given and the remainder elicited using the triad method. The 19 participants rated themselves as being in less pain than those they typified as ill or disabled and considered themselves to be coping with their pain. The constructs elicited emphasised authenticity, the limitations of being a coper, mastery, active stoicism, cheerfulness, acceptance and maintaining acceptable social interactions and appearances. Copers were considered to not be in constant pain. Self, ideal-self and social-self constructs were closely related, The participants rated themselves more like copers than ill, pain-suffering, invalid or hypochondriacal persons. Being a coper, however, was less desirable than being pain free, In essence, these volunteers with low back pain see coping as a necessary evil. This ambivalent and ambiguous construing of coping needs to be further explored in community and patient groups if we are to improve the collaboration between patients and therapists in achieving good pain management. (C) 1997 International Association for the Study of Pain. Published by Elsevier Science B.V.

Performance impacts of appraisal and coping with stress in workplace settings: The role of affect and emotional intelligence

We review the literature on stress in organizational settings and, based on a model of job insecurity and emotional intelligence by Jordan, Ashkanasy and Härtel (2002), present a new model where affective responses associated with stress mediate the impact of workplace stressors on individual and organizational performance outcomes. Consistent with Jordan et al., emotional intelligence is a key moderating variable. In our model, however, the components of emotional intelligence are incorporated into the process of stress appraisal and coping. The chapter concludes with a discussion of the implications of these theoretical developments for understanding emotional and behavioral responses to workplace.

Coping by relatives of critical care patients

OBJECTIVE: To describe the coping strategies used by the relatives of patients hospitalized in an intensive care unit. METHODS: This is a descriptive study that uses a convenience sample and both qualitative and quantitative methods. The study was conducted at a tertiary university hospital in Brazil. Participants included 41 relatives who were selected during the first 96 hours of patient hospitalization in the intensive care unit. RESULTS: The participants reported that they more frequently used Coping Strategies Based on the Stressor, followed by Religiosity/Fantasy Thinking and Seeking for Social Support. There was a statistically significant relationship (P <.01) between the use of the strategy Seeking for Social Support and elevated Acute Physiology, Age, and Chronic Health Evaluation 11 scores. Qualitative analysis allowed a clearer understanding of the relation between the patient`s condition and changes in the coping strategies used by the patient`s relatives. CONCLUSION: This study describes the coping strategies used by patients` relatives during the early hospitalization period. This investigation allowed for a better understanding of the relatives` psychologic aspects and their relation with the patient`s clinical condition. The results shall assist the design of specific interventions directed at facilitating positive coping responses on the part of relatives. (Heart Lung (R) 200 38:217-227.)