56 resultados para Niet-Chalcedoniaanse kerken.


Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Ten eerste wordt nagegaan of volwassenen met ASS beperkt zijn in hun executieve functies Cognitieve Flexibiliteit, Zelfevaluatie, Initiatief nemen, Werkgeheugen en Plannen en Organiseren. Ten tweede wordt onderzocht of beperkingen in het executief functioneren (EF) negatief samenhangen met het gebruik van een probleemgerichte copingstijl (H.1), positief met het gebruik van een emotiegerichte copingstijl (H.2) en positief met gebruik van een passief reactiepatroon (H.3). Daarnaast wordt exploratief onderzocht of leeftijd een modererende invloed heeft op bovengenoemde drie relaties. Volwassenen met een gemiddeld of hoger intelligentieniveau bij wie ASS is vastgesteld hebben een zelfrapportagevragenlijst ingevuld (survey met één meetmoment). Circa 27% van de data is afkomstig uit GGZ-cliëntendossiers, de overige data zijn afkomstig via respondentenwerving (53% non-respons op 182 uitgezette vragenlijsten). Naast enkele biografische gegevens werd gebruik gemaakt van de Brief-A, die beperkingen in het executief functioneren meet en van de Utrechtse Copinglijst (UCL), die het gebruik van zeven copingmechanismen in kaart brengt. Conform H.1 blijken beperkingen in het EF (met name Cognitieve Flexibiliteit) gerelateerd te zijn aan een geringer gebruik van probleemgerichte coping. H.2 wordt niet ondersteund door de bevindingen, aangezien resultaten erop wijzen dat EF geen variantie verklaart in het gebruik van emotiegerichte coping. EF doet dit wel ten aanzien van een passieve reactie, conform H.3. Met name Cognitieve Flexibiliteit en Werkgeheugen spelen hier een betekenisvolle rol. Er is geen significante ondersteuning voor een modererende rol van leeftijd in de drie verbanden.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Het Koninklijk Nederlands Geleidenhonden Fonds (KNGF) heeft een 3 daagse cursus ontwikkeld waarbij zij ouders leren hun hond in te zetten ten behoeve van het autistische kind. Om de cursus te kunnen evalueren en het effect van een door ouders getrainde huishond in kaart te kunnen brengen hebben zij ouders op 3 verschillende momenten vragenlijsten laten invullen waarbij het alledaags functioneren en autismespectrum gerelateerd probleemgedrag van het kind en stress bij ouders in kaart zijn gebracht. Deze data zijn gebruikt om te onderzoeken of de aan- of afwezigheid van de hond van invloed was op het alledaags functioneren van het kind en of er in de maanden na het volgen van de cursus verandering optrad in de genoemde uitkomstmaten. Resultaten laten zien dat het alledaags functioneren van het kind in aanwezigheid van de hond beter leek te zijn dan in vergelijkbare situaties in afwezigheid van de hond. Tevens was in de maanden na het onderzoek een vermindering te zien van autismespectrum gerelateerd probleemgedrag. Ook het alledaags functioneren leek in de tijd te verbeteren, maar dit effect leek ook weer iets af te nemen. Het maakte voor de genoemde uitkomstmaten niet uit of de respondenten bij aanvang van het onderzoek al een hond hadden of pas later een hond kregen. Stress bij ouders nam significant af voor de groep die bij aanvang van het onderzoek al een hond had.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Angst- en stemmingsklachten worden geassocieerd met verminderde self-disclosure. Met self-disclosure wordt zelfonthulling van ervaren emoties bedoeld. Dit speelt een rol bij zelfacceptatie en zelfinzicht, en is belangrijk bij gesprekstherapie. Deze studie onderzocht of emotie-inhibitie de negatieve relatie tussen angst- en stemmingsklachten en self-diclosure verklaart, en of de relatie gunstig te beïnvloeden is door mindfulness. Het effect van mindfulness op deze relatie was nog niet eerder onderzocht. Deelnemers waren 99 vrouwen van 24 t/m 74 jaar (M = 44.60, SD = 10.55) en 26 mannen van 26 t/m 77 jaar (M = 48.27, SD = 12.68), afkomstig uit de normale Nederlands populatie. Het onderzoeksontwerp betrof een cross-sectioneel online vragenlijstonderzoek, waarbij gebruik gemaakt werd van de Symptom Checklist (Arrindel & Ettema, 1986), Emotional Self-Disclosure Scale (Snell, Miller, & Belk, 1988), Emotion Regulation Questionnaire (Gross & John, 2003) en Five Factor Mindfulness Questionnaire – Short Form (Bohlmeijer, Ten Klooster, Fledderus, Veehof, & Baer, 2011). Resultaten tonen, conform bestaande literatuur, dat angst- en stemmingsklachten negatief samenhangen met self-disclosure. Emotie-inhibitie heeft echter géén mediatie-effect en mindfulness heeft géén moderatie-effect op de negatieve relatie tussen angst- en stemmingsklachten en self-disclosure. Mindfulness heeft wel mediatie-effect op deze relatie. Mindfulness hangt hierbij positief samen met self-disclosure. De relevantie van de bevindingen is vooral praktisch: om mensen met angst- en stemmingsklachten te stimuleren over hun emoties te praten zou mindfulness aangewend kunnen worden.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

De bevolking in Vlaanderen veroudert aan een hoog tempo waardoor de bevolking die in een serviceflat woont toeneemt. Het verhuizen naar een serviceflat brengt grote veranderingen met zich mee die invloed hebben op het subjectief welbevinden van deze ouderen. Het doel van dit onderzoek is om na te gaan of er bij inwoners van een serviceflat in Vlaanderen een verband bestaat tussen veerkracht en subjectief welbevinden en tussen lichamelijke gezondheid en subjectief welbevinden en of deze laatste relatie gemodereerd wordt door het al dan niet hebben van veerkracht. In de onderzoekspopulatie zitten inwoners van een serviceflat uit alle Vlaamse provincies. Er werd gebruik gemaakt van een selecte steekproef op basis van vrijwillige respons. Daarnaast werd de sneeuwbalmethode gehanteerd, door aan de inwoners die de vragenlijst beantwoorden te vragen of zij iemand kenden die wilden meedoen aan het onderzoek. De onderzoeksgroep bestond uit 78 mannen (43.8%) en 100 vrouwen (56.2%). De gemiddelde leeftijd bedroeg 78,21 jaar. Het onderzoek liep van oktober 2014 tot april 2015. Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van bestaande vragenlijsten. Het subjectief welbevinden werd gemeten met de SSWO-8 (Tempelman, 1986). Veerkracht werd gemeten met de BRS-NL (Leontjevas, de Beek, Lataster, & Jacobs, 2014). Lichamelijke gezondheid werd gemeten met de SF-12 (Ware & Sherbourne, 1992). Deze vragenlijsten werden afgenomen door de onderzoeker. Lichamelijke gezondheid is een belangrijke samenhangende factor met subjectief welbevinden (zie resultaat correlatie analyses), maar die samenhang verdwijnt wanneer er rekening wordt gehouden met de mate van veerkracht die iemand heeft. Uit de resultaten van de multiple regressie analyse komt naar voren dat er een geen positief verband bestaat tussen lichamelijke gezondheid en subjectief welbevinden. Veerkracht heeft geen significante modererende invloed op de relatie lichamelijke gezondheid en subjectief welbevinden. Er bestaat wel een rechtstreeks effect tussen het hebben van veerkracht en subjectief welbevinden. Dit onderzoek suggereert dat veerkracht een belangrijke invloed kan hebben op het subjectief welbevinden van inwoners van een serviceflat. Longitudinaal onderzoek met een aselecte steekproef kan het causale verband aantonen tussen deze variabelen.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Zelfbeeldvorming is een levenslang proces en vindt plaats in de sociale context. Het zelfbeeld wordt gevormd op basis van zelfreflectie en sociale vergelijking en staat onder invloed van verschillende factoren. Het zelfbeeld is belangrijk voor de zelfregulatie en heeft invloed op het psychologisch welzijn. Door een asynchrone ontwikkeling wijkt de ontwikkeling van hoogbegaafden af van de gangbare patronen. Hoewel wordt gedacht dat hierdoor een adequate en positieve zelfbeeldvorming problematisch is, is hiernaar nauwelijks onderzoek gedaan. Dit kwalitatieve onderzoek is een eerste verkenning naar levensloopontwikkelingen in het zelfbeeld van personen die op volwassen leeftijd als hoogbegaafd zijn geïdentificeerd. De ontwikkelingen worden daarnaast in verband gebracht met het psychologisch welzijn. Acht personen, die op volwassen leeftijd als hoogbegaafd zijn geïdentificeerd, werden tijdens een diepte-interview uitgenodigd hun levensverhaal te vertellen. De levensverhalen werden geanalyseerd volgens een narratieve analysemethode. Levensloopontwikkelingen van hoogbegaafden in dit onderzoek kunnen het best kunnen worden begrepen vanuit het samenspel van de aan- en afwezigheid van belemmerende en bevorderende factoren, de kwaliteit van sociale interacties, individuele persoonskenmerken en de opeenstapeling van levenservaringen. In verschillende levensfasen staan zelfbeelden centraal die betrekking hebben op sociale rollen in de betreffende levensfase en de sociale eisen die daaruit voortvloeien. Variëteit hierin is afhankelijk is van de levensomstandigheden en de opeenstapeling van levenservaringen. Persoonlijke levenservaringen beïnvloeden de manier waarop men zichzelf begrijpt en naar zijn verleden, heden en toekomst kijkt. De betekenis die men geeft aan de eigen hoogbegaafdheid is afhankelijk van de mate van inadequatheid van het zelfbeeld vóór de identificatie en de persoonlijke opvatting over hoogbegaafdheid. Voor sommigen is de identificatie cruciaal voor de vorming van een adequaat zelfbeeld en een solide identiteitsvorming. Na de identificatie als hoogbegaafd staan zelfbeelden met betrekking tot persoonlijkheidskenmerken verbonden aan de hoogbegaafde identiteit, emotionaliteit en autonomie op de voorgrond. De mate waarin deze op de voorgrond treden is afhankelijk van de betekenis die men geeft aan de eigen hoogbegaafdheid. Bij alle deelnemers zijn zelfbeelden met betrekking tot de sociale interactie, zelfsturing, persoonlijke ontwikkeling en zelfontplooiing gedurende de gehele levensloop belangrijk. Onder invloed van veranderingen in het zelfbeeld gedurende de levensloop neemt het psychologisch welzijn toe op de domeinen zelfacceptatie, autonomie, grip op de omgeving en persoonlijke groei en voor een enkeling op het domein levensdoel. In verhouding tot deze welzijnsdomeinen neemt het welzijn op het domein positieve relaties met anderen matig toe. Dit heeft te maken met de onconventionaliteit van de deelnemers, waardoor men niet in de sociale context past en te maken heeft met (zelf)stigmatisering en een negatieve benadering door anderen.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Veerkracht en gezondheid zijn de hoofdconcepten in dit explorerend theoretisch onderzoek. Gezondheid wordt benaderd vanuit een biomedisch perspectief (objectieve gezondheid), een psychologisch/epidemiologisch perspectief (subjectieve gezondheid) en een levensloopperspectief (retrospectief evalueren van subjectieve gezondheid). De hoofdhypothese is dat veerkracht sterker positief samenhangt met subjectieve gezondheid, dan met objectieve gezondheid. Het onderzoek werd uitgevoerd bij mensen van 65 jaar en ouder vanuit de veronderstelling dat ouderen relatief veerkrachtiger zijn dan jongeren. De meetinstrumenten voor het operationaliseren van de begrippen zijn: Handgreepsterkte (HGS)meting en Tappingtesten voor objectieve gezondheid, Algemene Gezondheid (ASGZ)- en Visgezond(VG)vraag voor subjectieve gezondheid, Fysieke en Chinese Veerkrachtschaal voor veerkracht. Standaardisatie van testen en structureren van interview beogen eenvormigheid van afname met het oog op toekomstig grootschalig onderzoek. Resultaten worden hoofdzakelijk kwalitatief geanalyseerd. Door het beperkt aantal correspondenten dienen de kwantitatieve data uitsluitend als krijtlijnen. Resultaten De eerste preliminaire resultaten zijn niet in overeenstemming met de gestelde hypothese. De scores op de hoofdbegrippen correleren niet en onderzoek van de kwalitatieve data wijst meer op individuele verscheidenheid dan op overeenstemming in conceptuele invulling. Als veerkracht niet geassocieerd is met gezondheid krijgt het begrip ook in de context van gezondheidszorg een andere invulling. Zonder verder uitgebreider en diepgaander onderzoek zijn al deze interpretatieconclusies echter voorbarig.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

In deze studie is onderzocht of fysieke activiteit effect heeft op de relatie tussen heden- en toekomstgericht tijdsperspectief en welzijn. De enquête is door 266 respondenten geheel ingevuld. Deze studie betreft een kwantitatief cross-sectioneel onderzoek en de hypotheses zijn onderzocht middels een meervoudige regressieanalyse. De relatie tussen hedengericht tijdsperspectief en welzijn blijkt niet significant te zijn, daarentegen blijkt de relatie tussen toekomstgericht tijdsperspectief en welzijn wel significant te zijn. De interactie tussen hedengericht tijdsperspectief en fysieke activiteit is significant en bevestigt dat fysieke activiteit als moderator de relatie tussen hedengericht tijdsperspectief en welzijn modereert. Daarentegen is de relatie tussen toekomstgericht tijdsperspectief en fysieke activiteit niet significant en geeft aan dat fysieke activiteit als moderator de relatie tussen toekomstgericht tijdsperspectief en welzijn niet modereert.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Er is nog weinig onderzoek gedaan naar dankbaarheid in een Nederlandstalige populatie, ook de relatie tussen dankbaarheid en het hebben van intrinsieke doelen is niet eerder onderzocht. In deze cross-sectionele studie met behulp van een vragenlijst is onderzocht of de associatie tussen dankbaarheid en het hebben van intrinsieke levensdoelen gemedieerd wordt door de psychologische basisbehoeften: autonomie, verbondenheid en competentie. Aanvullend is er gekeken of er een positieve associatie is tussen het hebben van intrinsieke levensdoelen en het niveau van subjectief welbevinden. De onafhankelijke variabele dankbaarheid is gemeten met de GQ-NL. De mediërende variabele psychologische basisbehoeften is gemeten met de BPNS. De variabele intrinsieke doelen werd gemeten met de AI-index, deze werd zowel als afhankelijke als onafhankelijk variabele gebruikt. De afhankelijke variabele subjectief welbevinden werd gemeten met de items van de PANAS en de SWLS. De onderzoeksgroep (N = 218) bestaat uit een convenience sample van 48 mannen en 170 vrouwen, variërend in leeftijd tussen 20 en 74 jaar. De gerapporteerde gegevens zijn volgens het stappenplan van Baron en Kenny voor mediatie getoetst door middel van multiple hiërarchische regressie analyses en een Sobel test. De aanvullende hypothese werd getoetst door middel van een hiërarchische multiple regressie analyse. Uit de resultaten blijkt dat er sprake is van een positieve samenhang tussen dankbaarheid en intrinsieke levensdoelen, B = .326 (t = 5.36, p < .001), naarmate mensen hoger scoren op dankbaarheid streven zij meer intrinsieke levensdoelen na. Deze relatie wordt deels gemedieerd door de psychologische basisbehoeften, Sobel Test statistic: 2.06 (SD = 0.03), p < .05 . Daarnaast blijkt er sprake te zijn van een significante positieve samenhang tussen het hebben van intrinsieke levensdoelen en subjectief welbevinden , B = .197 (t = 2.80, p < .05). Naarmate mensen meer intrinsieke doelen nastreven ervaren zij een hogere mate van subjectief welbevinden. Dit onderzoek toont aan dat er een positieve associatie bestaat tussen dankbaarheid en intrinsieke levensdoelen, welke deels gemedieerd wordt door de psychologische basisbehoeften. Het nastreven van intrinsieke doelen draagt bij aan een hogere mate van subjectief welbevinden. Deze studie geeft inzicht in de werkingsmechanismen van dankbaarheid en biedt aanknopingspunten voor het inzetten van dankbaarheid in interventies om mensen te coachen richting het nastreven van intrinsieke doelen teneinde het welbevinden van mensen te verhogen.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Diverse onderzoeken bij adolescenten tonen, met name bij meisjes, een verband aan tussen sociale stress, fysieke activiteit en negatief affect en het ontwikkelen van depressie. Jongeren kunnen tijdens de adolescentiefase meer negatief affect ervaren als gevolg van te veel sociale stress en te weinig fysieke activiteit. In dit onderzoek is specifiek gekeken naar het verband tussen sociale stress en negatief affect en naar het verband tussen fysieke activiteit en negatief affect en naar de rol van sekse in deze verbanden. De data zijn verzameld middels de Experience Sampling Methode (ESM); via een applicatie op de smartphone vulden 33 adolescenten tussen de 12 en 18 jaar gedurende vijf dagen (drie weekdagen en twee weekenddagen) op 10 willekeurige tijdstippen per dag vragenlijsten in met betrekking tot sociale stress, fysieke activiteit en negatief affect. Multilevel regressie analyse toont aan dat er een significant positief verband is tussen sociale stress en negatief affect en dat sekse dit verband niet modereert. In dit onderzoek wordt geen relatie aangetoond tussen fysieke activiteit en negatief affect. Vervolgonderzoek naar determinanten van sociale stress, fysieke activiteit en de rol van sekse is nodig om meer inzicht te krijgen in risico- en protectieve factoren ten aanzien van het ontwikkelen van depressie.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Doordat kanker vaker in een vroeg stadium wordt ontdekt en de behandelingen effectiever zijn, is de kans om te overleven toegenomen. Om ex-kankerpatiënten te kunnen begeleiden na hun ziekte is de Kanker Nazorg Wijzer (KNW) ontwikkeld: een online interventie voor ex-kankerpatiënten ter ondersteuning van ervaren problemen op diverse gebieden waaronder werkhervatting. De KNW bestaat uit modules met informatie, advies, training en feedback-op-maat voor die betreffende probleemgebieden. In het huidige onderzoek stond het effect van de KNW op werkgerelateerde problematiek bij werkende ex-kankerpatiënten centraal en werd ook het effect op kwaliteit van leven gemeten. Verwacht werd dat na zes maanden gebruik van de KNW het aantal werkzame uren (werkhervatting), de werktevredenheid en kwaliteit van leven bij de gebruikers (interventiegroep) meer is toegenomen dan bij de niet-gebruikers (controlegroep) en dat de problemen op het werk en de onvervulde behoefte aan werkgerelateerde informatie meer is afgenomen. Additief werd verondersteld dat, binnen de interventiegroep, de respondenten die specifiek de werkmodule hadden gebruikt een groter verschil laten zien tussen de voor- en nameting met betrekking tot de werkgerelateerde problematiek. Op basis van voorgaand onderzoek zijn sekse, leeftijd, opleiding en actieve coping meegenomen als confounders evenals de voormetingscores van de afhankelijke variabelen. Het betreft een gerandomiseerd experiment naar de effecten van de KNW. Respondenten zijn geworven bij 22 Nederlandse ziekenhuizen en werden random toegewezen aan de interventiegroep of controlegroep. Voor de effectmeting is alleen de data van werkende ex-kankerpatiënten gebruikt. Effecten werden getoetst met multiple regressie analyses waarbij werd gecorrigeerd voor de genoemde confouders. In de interventiegroep (N = 245) waren 156 werkende ex-kankerpatiënten (85.3% vrouw, leeftijd M = 50.7) en in de controlegroep (N = 236) waren dit er 134 (85.1% vrouw, leeftijd M = 51.2). De MRA gaf na correctie van de voormetingscores en confounders aan dat het gebruik van de KNW zorgde voor een significante verbetering van kwaliteit van leven op de subschalen fysiek functioneren (p = 0.005), emotioneel functioneren (p = 0.026), sociaal functioneren (p = 0.002) en vermoeidheid (p = 0.021). De MRA gaf geen significant effect van het gebruik van de KNW op de werkgerelateerde problematiek. Additief gaf een vergelijking binnen de interventiegroep tussen de gebruikers van de werkmodule (N = 25) en de niet gebruikers (N = 131) aan dat het aantal gewerkte uren significant meer was toegenomen onder de gebruikers (t (68) = 1.680, p = 0.049).

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

O chumbo é utilizado em muitos produtos, tais como baterias, gasolina, tintas e corantes, resultando na sua libertação no meio ambiente. Neste trabalho, foi examinado o papel da parede celular da levedura Saccharomyces cerevisiae como uma barreira ou como alvo da toxicidade do chumbo. A biodisponibilidade do Pb é muito reduzida pelos componentes do meio de cultura YEPD, o que dificulta a avaliação da toxicidade deste elemento em concentrações ambientalmente realistas. Para avaliar a toxicidade de Pb em S. cerevisiae, em condições de crescimento, foram efetuadas diferentes diluições (10-100 vezes) do meio YEPD, as quais foram misturadas com várias concentrações de Pb (0,1-1,0 mmol/l). Observou-se que o YEPD diluído 25 vezes constituía a melhor condição de compromisso entre o crescimento celular e a precipitação de Pb. Os genes CWP1 e CWP2 codificam para duas grandes manoproteínas da parede celular da levedura S. cerevisiae; a deleção destes genes CWP aumenta a permeabilidade da parede celular. A suscetibilidade de células de levedura interrompidas no gene CWP1 (estirpe cwp1Δ) ou CWP2 (estirpe cwp2Δ) foi comparada com a da estirpe, isogénica, selvagem (WT). Verificou-se que o crescimento das estirpes cwp1Δ e cwp2Δ, no meio de cultura YEPD 25 vezes diluído, na presença de Pb, não diferiu do crescimento da estirpe WT. Este resultado sugere que a alteração da permeabilidade da parede celular não altera a sensibilidade de células de levedura ao Pb. Foi investigada o impacto do Pb na parede celular de levedura. Para este efeito, comparou-se a suscetibilidade ao dodecil sulfato de sódio (SDS), ao calcofluor (CFW) e a uma enzima que degrada a parede da célula (liticase), em células da estirpe WT não expostas ou expostas a Pb durante 4, 8 ou 24 h. Além disso, o conteúdo de quitina da parede celular de levedura foi investigada por coloração das células com CFW. Os resultados não mostraram uma alteração da suscetibilidade ao SDS e ao CFW, nas células tratadas com Pb; contudo, nas células tratadas durante 24 h com Pb, observou-se um aumento da sensibilidade à liticase e um aumento da coloração com CFW. Estes resultados sugerem que o chumbo interage com a parede celular da levedura e influencia a sua composição. Deve ser levado a cabo trabalho adicional a fim de confirmar estes resultados.