Intervención cognitivo-conductual para el control de ansiedad ante la biopsia insicional en pacientes con cáncer de mama

Oncological patients are submitted to invasive exams in order to obtain an accurate diagnosis; these procedures may cause maladaptative reactions (fear, anxiety and pain). Particularly in breast cancer, the most common diagnose technique is the incisional biopsy. Most of the patients are unaware about the procedure and for that reason they may focus their thoughts on possible events such as pain, bleeding, the anesthesia, or the later surgical wound care. Anxiety and pain may provoke physiological, behavioral and emotional complications, and because of this reason, the Behavioral Medicine trained psychologist takes an active role before and after the biopsy. The aim of this study was to evaluate the effect of a cognitive-behavioral program to reduce anxiety in women submitted to incisional biopsy for the first time. There were 10 participants from the Hospital Juárez de México, Oncology service; all of them were treated as external patients. The intervention program focused in psycho-education and passive relaxation training using videos, tape-recorded instructions and pamphlets. Anxiety measures were performed using the IDARE-State inventory, and a visual-analogue scale of anxiety (EEF-A), and the measurement of blood pressure and heart rate). Data were analyzed both intrasubject and intersubject using the Wilcoxon test (p≤0.05). The results show a reduction in anxiety (as in punctuation as in ranges) besides, a reduction in the EEF-A.

Het Effect van Online Cognitieve Gedragstherapie op Seksuele Disfuncties bij Vrouwen

Het doel van dit onderzoek is na te gaan in welke mate de online cognitieve gedragstherapie bij vrouwen met seksuele disfuncties effectief is voor wat betreft seksueel functioneren, seksuele lijdensdruk en de houding die de vrouwen hebben ten aanzien van seks. Drie vrouwen (gemiddelde leeftijd 39,6 jaar) met minstens één diagnose van een opwindingsgerelateerde seksuele disfunctie (seksuele interesse/opwindingsstoornis, orgasmestoornis) volgens de criteria van de DSM-5, hebben deelgenomen aan het onderzoek. Er wordt gebruik gemaakt van een single case A-B-fase design: zowel in de controlefase (Fase A) wanneer de proefpersoon nog geen internettherapie krijgt, als in de behandelfase (Fase B) worden verschillende metingen verricht. Hierbij wordt het effect van wel of geen internettherapie binnen één persoon onderzocht door de metingen in de controlefase (Fase A) te vergelijken met de metingen in de behandelfase (Fase B). Elke meting betreft een in te vullen zelfrapportage-vragenlijst (24 items) waarin de drie variabelen worden gemeten. Seksueel functioneren werd gemeten met drie items uit de Female Sexual Function Index (FSFI) (Rosen et al., 2000; ter Kuile et al., 2009); seksuele lijdensdruk met de Female Sexual Distress Scale Revised (FSDS-R) (Derogatis et al., 2008; ter Kuile et al., 2009); en de attitude ten aanzien van seks met een zestal items van de Sexual Opion Survey (SOS) (Fisher, Byrne, White, & Kelley, 1988). Middels de randomisatietoets is nagegaan wat het therapie-effect per proefpersoon en het algehele therapie-effect is. Uit de resultaten met betrekking tot het therapie-effect per proefpersoon blijkt dat de behandeling enkel voor de eerste proefpersoon een positief effect lijkt te hebben op het seksueel functioneren. Wat betreft de variabele seksuele lijdensdruk lijkt de behandeling enkel voor proefpersoon 2 een positief effect te hebben. Wat betreft de variabele attitude ten aanzien van seks lijkt er voor alle drie de proefpersonen geen effect van de behandeling aanwezig te zijn. Voor proefpersoon 1 lijkt de attitude ten aanzien van seks tijdens de behandelfase juist te verslechteren in plaats van te verbeteren. Uit de resultaten met betrekking tot het algehele therapie-effect is enkel voor de variabele seksueel functioneren een kleine kans aanwezig dat de behandeling een positief effect heeft.

Effectiviteit van Preventieve Interventies op het Gezinsfunctioneren bij hoogangstige Kinderen

Het doel van dit onderzoek is inzicht geven in het effect van preventieve angstinterventies op verschillende stijlen (algeheel, functioneel, disfunctioneel) van het gezinsfunctioneren bij hoogangstige kinderen en hun ouders. De proefpersonen (N = 2494) werden gerekruteerd op basisscholen. Uiteindelijk bleven 150 respondenten over. Deze respondenten bestaan uit 70 (46.7%) jongens en 80 (53.3%) meisjes. De respondenten zijn kinderen van 8 tot 13 jaar. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 9.83 jaar (SD = 1.14), de jongste is 8 en de oudste is 13 jaar. De screeningsprocedure is uitgevoerd met de kindversie van de zelfrapportage vragenlijst Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders. Na screening werden de hoogangstige kinderen en hun ouders gerandomiseerd over de drie onderzoekscondities. Daarnaast werd aan de deelnemers gevraagd de Family Functioning Scale in te vullen. Maximaal 3 maanden na de screening vond de voormeting plaats bij kinderen en ouders, hierna vond na maximaal 6 weken de interventie plaats. Na de voormeting volgden de follow-up metingen na respectievelijk 1 en 2 jaar. Om de variabele angst te meten is gebruik gemaakt van de Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorder (SCARED-71; Bodden, Bögels, & Muris, 2009). Om de variabele gezinsfunctioneren te meten is gebruik gemaakt van de Family Functioning Scale (FFS; Bloom, 1985). De resultaten lieten zien dat het gezinsfunctioneren bij hoogangstige kinderen en hun ouders niet verbetert na het volgen van een interventie of geen interventie. Daarnaast is geen verschil in effectiviteit gevonden tussen de kind- of oudergerichte interventie op de verschillende aspecten van het gezinsfunctioneren.

A dyadic perspective on genito-pelvic pain : trauma antecedents and treatment effectiveness

La vestibulodynie provoquée (VP) est la forme la plus répandue de douleur génito-pelvienne/trouble de la pénétration et la cause la plus fréquente de douleur vaginale chez les femmes pré-ménopausées. Les femmes qui en souffrent rapportent plus de détresse psychologique ainsi qu’un fonctionnement sexuel appauvri, une diminution de la fréquence des activités sexuelles et du plaisir, et plus d’attitudes négatives à l’égard de la sexualité. Les recherches portant sur les couples souffrant de VP ont montré le rôle prépondérant des variables relationnelles dans la modulation des conséquences sexuelles et psychologiques pour les femmes et leurs partenaires. Cependant, aucune analyse dyadique n’a été appliquée au facteur de risque étiologique le plus robuste, soit la maltraitance durant l’enfance. Par ailleurs, malgré des recommandations répétées pour inclure le partenaire dans le traitement psychologique pour la VP, aucune étude à ce jour n’a examiné l’efficacité d’une psychothérapie qui inclut systématiquement le partenaire et dont la cible est le couple. L’objectif général de cette thèse a été d’utiliser une perspective dyadique afin d’examiner les antécédents de maltraitance et l’efficacité d’une intervention conçue pour améliorer les issues des couples souffrant de VP. Le premier article vise à examiner les liens entre la maltraitance durant l’enfance des femmes souffrant de VP et leurs partenaires, et leur fonctionnement sexuel, leur ajustement psychologique, leur satisfaction conjugale et enfin avec la douleur rapportée par les femmes durant les relations sexuelles. Quarante-neuf couples souffrant de VP ont complété des questionnaires auto-rapportés. La maltraitance durant l’enfance chez les femmes était associée à un fonctionnement sexuel plus faible chez les femmes et les hommes, une augmentation de l’anxiété chez les femmes seulement, et une douleur affective accrue durant les relations sexuelles. La maltraitance durant l’enfance chez les hommes était associée à un fonctionnement sexuel plus faible, moins de satisfaction conjugale, plus d’anxiété chez les femmes et les hommes, et une douleur affective accrue durant les relations sexuelles rapportée par les femmes. En se basant sur les recommandations issues des études empiriques, une thérapie cognitive et comportementale pour les couples (TCCC) souffrant de VP a été développée. Le deuxième article présente les résultats d’une étude pilote testant son efficacité, fidélité et faisabilité potentielles. Neuf couples ont complété des questionnaires auto-rapportés pré- et post-traitement. La TCCC de 12 rencontres était manualisée. Les femmes ont rapporté une amélioration significative de la douleur, du fonctionnement et de la satisfaction sexuels, et les partenaires ont rapporté une amélioration significative de leur satisfaction sexuelle. Les couples ont rapporté des niveaux élevés de satisfaction quant à la psychothérapie, et les psychothérapeutes ont rapporté suivre le manuel de traitement de manière fidèle. Le troisième article, s’appuyant sur les résultats prometteurs de l’étude pilote, décrit le protocole de recherche pour un essai clinique randomisé mesurant l’efficacité de la TCCC comparée à une intervention médicale de première ligne, la lidocaïne topique, pour le traitement de la VP. Enfin, les implications cliniques et théoriques de la thèse sont discutées.

O Efeito da Terapia Cognitivo Comportamental na Anorexia Nervosa: uma meta-análise

Introdução: A Anorexia Nervosa (AN) é a perturbação do comportamento alimentar (PCA) com a maior taxa de mortalidade de todos os transtornos psiquiátricos. Carateriza-se pela recusa em manter um peso corporal normal mínimo, pela distorção da imagem corporal e por um obsessivo medo de ganhar peso. Os comportamentos patológicos a ela associados podem levar a uma semi-inanição que necessita de cuidados médicos pluridisciplinares, muitas vezes, em regime de internamento. Vários ensais clínicos avaliaram a eficácia da Terapia Cognitivo- Comportamental (TCC), indicando que ela favorece a remissão ou a diminuição da frequência de episódios de compulsão alimentar, dos comportamentos purgativos e da restrição alimentar. Objetivo: Combinar os resultados da melhor evidência científica de forma a avaliar a eficácia da TCC em comparação com outras terapias utilizadas no tratamento da AN. Métodos: A pesquisa realizou-se nas bases de dados eletrónicas da MEDLINE, Psyc-Info, Embase, CCTR e de forma manual, incluindo ensaios clínicos controlados randomizados que comparam a TCC com qualquer outro tipo de intervenção no tratamento da AN. Resultados: Foram incluídos 10 estudos que envolveram 957 pacientes: dos quais 571 (59,7%) foram submetidos a tratamento com Terapia cognitivo comportamental e 556 (49,3%) a outras terapias. Não se registaram diferenças significativas nos resultados obtidos em diversos outcomes, exceto nas subescalas Restrições (z=3,03; p=0,02), Preocupações alimentares (z=2,98; p=0,002) e Preocupações com a forma (z=1,71; p=0,09) do EDE e nos scores da escala GAF (z=1,87; p=0,06). Registaram-se diferenças estatisticamente significativas no número de episódios bulímicos (z=2,61; p=0,009), número de episódios de indução de vómito (z=2,11; p=0,03) e no número de episódios de uso indevido de laxantes (z=3,04; p=0,002). Conclusão: A utilização da Terapia Cognitivo-Comportamental no tratamento de doentes com AN parece melhorar bastante os sintomas da doença, revelando-se particularmente eficaz nos resultados obtidos na Eating Disorder Examination Scale. A sua utilização parece levar a uma melhoria no scores da GAF, evidenciando uma melhoria geral do estado de saúde dos pacientes (redução dos episódios de vómito, bulimia e uso de laxantes). / Página | viii ABSTRACT Background: Anorexia Nervosa is an eating disorder with the highest mortality rate of all psychiatric disorders. It is characterized by refusal to maintain a minimally normal body weight, the distortion of body image and obsessive fear of gaining weight. The pathological behaviors associated with it can lead to semi-starvation, requiring medical treatment and multidisciplinary inpatient care. Several clinical trials evaluated the efficacy of Cognitive Behavioral Therapy (CBT) in lead to remission or reduction of the frequency of bingue eating episodes, purgative behaviors and food restriction. Objective: Combining the results of the best scientific evidence to assess the efficacy of CBT in comparison with other therapies used in the treatment of AN. Methods: The research was carried out in electronic databases of MEDLINE, Psyc- Info, Embase, CCTR and manually, including randomized controlled trials that compared CBT with any other type of intervention in the treatment of AN. Results: Of which 571 (59.7%) were treated with cognitive behavioral therapy and 556 (49.3%) to other therapies: 10 studies involving 957 patients were included. No significant differences in the results obtained in different outcomes, except subscales Restrictions (z = 3.03, p = 0.02), Eating Concerns (z = 2.98, p = 0.002) and Shape Concerns (z = 1.71, p = 0.09) in the scores of EDE and the GAF scale (z = 1.87, p = 0.06). There were statistically significant differences in the number of bulimic episodes (z = 2.61, p = 0.009), number of episodes of induced vomiting (z = 2.11, p = 0.03) and the number of occurrences of use misuse of laxatives (z = 3.04, p = 0.002). Conclusion: The use of cognitive-behavioral therapy in the treatment of patients with AN seems to greatly improve the symptoms of the disease, revealing particularly effective results in the Eating Disorder Examination Scale. Its use seems to lead to an improvement in the GAF scores, showing a general improvement of the health status of patients (reduction of episodes of vomiting, bulimia and laxative use).

Do Psychosocial Interventions Improve Quality of Life and Wellbeing in Adults with Neuromuscular Disorders? A Systematic Review and Narrative Synthesis

Background: Quality of life and well-being are frequently restricted in adults with neuromuscular disorders. As such, identification of appropriate interventions is imperative. Objective: The objective of this paper was to systematically review and critically appraise quantitative studies (RCTs, controlled trials and cohort studies) of psychosocial interventions designed to improve quality of life and well-being in adults with neuromuscular disorders. Method: A systematic review of the published and unpublished literature was conducted. Studies meeting inclusion criteria were appraised using a validated quality assessment tool and results presented in a narrative synthesis. Results: Out of 3,136 studies identified, ten studies met criteria for inclusion within the review. Included studies comprised a range of interventions including: cognitive behavioural therapy, dignity therapy, hypnosis, expressive disclosure, gratitude lists, group psychoeducation and psychologically informed rehabilitation. Five of the interventions were for patients with Amyotrophic Lateral Sclerosis (ALS). The remainder were for patients with post-polio syndrome, muscular dystrophies and mixed disorders, such as Charcot-Marie-Tooth disease, myasthenia gravis and myotonic dystrophy. Across varied interventions and neuromuscular disorders, seven studies reported a short-term beneficial effect of intervention on quality of life and well-being. Whilst such findings are encouraging, widespread issues with the methodological quality of these studies significantly compromised the results. Conclusion: There is no strong evidence that psychosocial interventions improve quality of life and well-being in adults with neuromuscular disorders, due to a paucity of high quality research in this field. Multi-site, randomised controlled trials with active controls, standardised outcome measurement and longer term follow-ups are urgently required.

An Interdisciplinary Approach to the Management of Vocal Cord Dysfunction in an Elite Female Swimmer: a Case Study

Acute pulmonary disorders are commonplace within the athletic population, with exercise induced bronchoconstriction (EIB), and vocal cord dysfunction (VCD) common diagnoses. VCD is a condition that causes the adduction of the vocal folds during inhalation, causing obstruction at the larynx and thereby a severely impaired sporting performance. VCD can be brought on by laryngeal irritants, emotional and psychological stress and asthma. The gold standard of treatment for VCD centres on an interdisciplinary approach from specialists that often include a respiratory consultant, speech and language therapist (SLT) and a psychologist. The present case study details the interdisciplinary approach to the treatment of an elite female swimmer with VCD with an intervention programme that lasted nine weeks, instigated by a local general practitioner (G.P.) who chose to engage a Sport Psychology Consultant (SPC) due to the sport-specific nature of the psychological stress experienced by the individual. The steps involved in the design of the sport psychology interventions are outlined and the relationship of those interventions to the work of the other specialists is discussed. The 9 week intervention programme was aimed at reducing perfectionist tendencies and competitive state anxiety using a combination of cognitive behavioural therapy (CBT), goal-setting and imagery. Overall, the treatment programme was deemed a success as perfectionism and competitive state anxiety levels reduced over time along with the frequency of VCD occurrence. This case study demonstrates the breadth of roles that can be undertaken by a SPC and raises awareness of a complex respiratory disorder that is not yet fully understood.

A universally delivered CBT based intervention in a Scottish secondary school: a pilot feasibility study

Objectives: To evaluate the feasibility of a universally delivered CBT-based programme for pupils within a Scottish secondary school setting. Design: A pre-post, within and between groups design was utilised. Setting: Religious Moral Citizenship and Education (RMCE) classes in a Scottish secondary school. Participants: Four (n = 103) classes of third year secondary school pupils were arbitrarily allocated to two conditions: RMCE-as usual (RMCE-AU) controls, and LLTTF intervention. Intervention: Living Life to the Full (LLTTF) is a series of Cognitive Behavioural Therapy (CBT)-based booklets and accompanying 8 classes to improve coping skills. An adolescent version of LLTTF was recently developed. This was delivered over nine weeks by school teachers trained in the approach. Outcome measures: The Strengths and Difficulties Questionnaire, Rosenberg Self-Esteem scale, General Self-Efficacy Scale, and Locus of Control scale were administered at baseline and 9 week follow-up. To determine acceptability and utility of the materials course feedback was gathered weekly from the intervention group and a focus group (n=5) was conducted at 3 month follow up. Results: Outcome measures showed no significant improvement in overall wellbeing of those in the intervention group compared with that of the control group. Weekly feedback suggested that the majority of pupils found the materials useful and relevant. Focus group feedback suggested that pupils found the intervention useful, had utilised strategies in everyday life and would welcome recurring provision of such interventions within the school setting. Conclusions: Universally delivered CBT intervention is acceptable and feasible within the secondary school environment. However, objective measurement using standardised tools does not adequately corroborate qualitative feedback from pupils. Issues relating to measurement, study design and implementation of future interventions are discussed.

A dyadic perspective on genito-pelvic pain : trauma antecedents and treatment effectiveness

La vestibulodynie provoquée (VP) est la forme la plus répandue de douleur génito-pelvienne/trouble de la pénétration et la cause la plus fréquente de douleur vaginale chez les femmes pré-ménopausées. Les femmes qui en souffrent rapportent plus de détresse psychologique ainsi qu’un fonctionnement sexuel appauvri, une diminution de la fréquence des activités sexuelles et du plaisir, et plus d’attitudes négatives à l’égard de la sexualité. Les recherches portant sur les couples souffrant de VP ont montré le rôle prépondérant des variables relationnelles dans la modulation des conséquences sexuelles et psychologiques pour les femmes et leurs partenaires. Cependant, aucune analyse dyadique n’a été appliquée au facteur de risque étiologique le plus robuste, soit la maltraitance durant l’enfance. Par ailleurs, malgré des recommandations répétées pour inclure le partenaire dans le traitement psychologique pour la VP, aucune étude à ce jour n’a examiné l’efficacité d’une psychothérapie qui inclut systématiquement le partenaire et dont la cible est le couple. L’objectif général de cette thèse a été d’utiliser une perspective dyadique afin d’examiner les antécédents de maltraitance et l’efficacité d’une intervention conçue pour améliorer les issues des couples souffrant de VP. Le premier article vise à examiner les liens entre la maltraitance durant l’enfance des femmes souffrant de VP et leurs partenaires, et leur fonctionnement sexuel, leur ajustement psychologique, leur satisfaction conjugale et enfin avec la douleur rapportée par les femmes durant les relations sexuelles. Quarante-neuf couples souffrant de VP ont complété des questionnaires auto-rapportés. La maltraitance durant l’enfance chez les femmes était associée à un fonctionnement sexuel plus faible chez les femmes et les hommes, une augmentation de l’anxiété chez les femmes seulement, et une douleur affective accrue durant les relations sexuelles. La maltraitance durant l’enfance chez les hommes était associée à un fonctionnement sexuel plus faible, moins de satisfaction conjugale, plus d’anxiété chez les femmes et les hommes, et une douleur affective accrue durant les relations sexuelles rapportée par les femmes. En se basant sur les recommandations issues des études empiriques, une thérapie cognitive et comportementale pour les couples (TCCC) souffrant de VP a été développée. Le deuxième article présente les résultats d’une étude pilote testant son efficacité, fidélité et faisabilité potentielles. Neuf couples ont complété des questionnaires auto-rapportés pré- et post-traitement. La TCCC de 12 rencontres était manualisée. Les femmes ont rapporté une amélioration significative de la douleur, du fonctionnement et de la satisfaction sexuels, et les partenaires ont rapporté une amélioration significative de leur satisfaction sexuelle. Les couples ont rapporté des niveaux élevés de satisfaction quant à la psychothérapie, et les psychothérapeutes ont rapporté suivre le manuel de traitement de manière fidèle. Le troisième article, s’appuyant sur les résultats prometteurs de l’étude pilote, décrit le protocole de recherche pour un essai clinique randomisé mesurant l’efficacité de la TCCC comparée à une intervention médicale de première ligne, la lidocaïne topique, pour le traitement de la VP. Enfin, les implications cliniques et théoriques de la thèse sont discutées.

Characterization of the behavioural phenotype of calpain-knockout mice

Dissertação de Mestrado, Ciências Biomédicas, Departamento de Ciências Biomédicas e Medicina, Universidade do Algarve, 2016

Brief reminiscence activities improve state well-being and self-concept in young adults: a randomised controlled experiment

Reminiscence-based psychotherapies have been demonstrated to have robust effects on a range of therapeutic outcomes. However, little research has been conducted on the immediate effects of guided activities they are composed of, or how these might differ dependent on the type of reminiscence. The current study utilised a controlled experimental design, whereby 321 young adults (mean age = 25.5 years, SD = 3.0) were randomised to one of four conditions of online reminiscence activity: problem-solving (successful coping experiences), identity (self-defining events contributing to a meaningful and continuous personal identity), bitterness revival (negative or adverse events), or a control condition (any memory from their past). Participants recalled autobiographical memories congruent with the condition, and answered questions to facilitate reflection on the memories. The results indicated that problem-solving and identity reminiscence activities caused significant improvements in self-esteem, meaning in life, self-efficacy and affect, whereas no effects were found in the bitterness revival and control conditions. Problem-solving reminiscence also caused a small effect in increasing perceptions of a life narrative/s. Differences between the conditions did not appear to be explained by the positive-valence of memories. These results provide evidence for the specific effects of adaptive types of problem-solving and identity reminiscence in young adults.

An inpatient treatment program for people with gambling problems : synopsis and early outcomes

The Statewide Gambling Therapy Service (SGTS) specialises in providing treatment for clients with gambling disorders and other co-related mental health conditions. During the period 2008–2009, approximately 1000 clients with gambling disorders diagnosed using the Victorian Gambling Screen (VGS) sought treatment through SGTS. Of these clients, 53 were admitted to an inpatient treatment program offered by the service. This paper reports initial clinical assessments and treatment outcomes from this inpatient program. A key consideration for inclusion in the inpatient treatment program was the complexity of client clinical diagnoses. Treatment involved cognitive behavioural therapy and graded exposure therapy with client progress in treatment being assessed using a range of standard clinical measures. Results include predicted values across a 12-month period (using the Victorian Gambling Screen, Kessler 10, and Work and Social Adjustment Scale) and indicate that scores across all measures might be expected to improve rapidly in the first 6 months post-treatment before slowing and levelling around 6–12 months. These findings suggest that the intensive inpatient gambling treatment program described here is a viable treatment option for participants presenting with a diagnosed gambling disorder and other co-occurring and complex mental health conditions.

The influence of depression and other co-occurring conditions on treatment outcomes for problem gamblers : a cohort study

Objective: To examine the influence of co-occurring conditions on gambling treatment outcomes.

Design, setting and participants: Prospective cohort study of problem gamblers. Participants were recruited from consecutive referrals to a gambling therapy service in 2008. Inclusion criteria were: (i) assessed as a problem gambler based on a screening interview including DSM-IV criteria for pathological gambling, and (ii) suitable for admission to a treatment program. Cognitive-behavioural therapy was based on graded exposure-to-gambling urge. One-to-one treatment was conducted with 1-hour sessions weekly for up to 12 weeks.

Main outcome measures: Problem gambling screening and co-occurring conditions including depression, anxiety and alcohol use.

Results: Of 127 problem gamblers, 69 were males (54%), mean age was 43.09 years, and 65 (51%) reported a duration of problem gambling greater than 5 years. Median time for participants’ enrolment in the study was 8.9 months. Results from mixed effects logistic regression analysis indicated that individuals with higher depression levels had a greater likelihood (13% increase in odds [95% CI, 1%–25%]) of problem gambling during treatment and at follow-up.

Conclusion: Addressing depression may be associated with improved treatment outcomes in problem gambling; conversely, treatment of problem gambling improves affective instability. We therefore recommend a dual approach that treats both depression and problem gambling.

Australians living with and managing hepatitis C

This paper discusses the psychosocial impact of being diagnosed with hepatitis C virus (HCV). The paper clarifies some of the key misconceptions about the virus, especially the impact HCV has on people who have been recently diagnosed. An individual's reaction to the HCV diagnosis and the subsequent lifestyle challenges to maintain health, well-being, family, and social networks are discussed, particularly the issues surrounding mental health in respect to a recent chronic illness diagnosis and how to manage the trajectory of the illness in the community and individually. HCV disclosure and its effect on intimacy are also detailed.

For people living with both a diagnosed mental illness and HCV, managing the illness can be complicated. Not only are these individuals concerned about their mental illness, its treatment, and the social stigma and discrimination associated with it, they also may be alarmed over their future physical health. The paper is preliminary to research using the psychotherapeutic approach of Cognitive Behavioural Therapy (CBT) in groups of persons with a dual diagnosis of mental illness and HCV.