Molecular hydrogen (H2) mixing ratio and stable isotopic composition (dD) at the Cabauw tall tower in the Netherlands (2008-2012)

Measurements of the stable isotopic composition (dD(H2) or dD) of atmospheric molecular hydrogen (H2) are a useful addition to mixing ratio (X(H2)) measurements for understanding the atmospheric H2 cycle. dD datasets published so far consist mostly of observations at background locations. We complement these with observations from the Cabauw tall tower at the CESAR site, situated in a densely populated region of the Netherlands. Our measurements show a large anthropogenic influence on the local H2 cycle, with frequently occurring pollution events that are characterized by X(H2) values that reach up to 1 ppm and low dD values. An isotopic source signature analysis yields an apparent source signature below -400 per mil, which is much more D-depleted than the fossil fuel combustion source signature commonly used in H2 budget studies. Two diurnal cycles that were sampled at a suburban site near London also show a more D-depleted source signature (-340 per mil), though not as extremely depleted as at Cabauw. The source signature of the Northwest European vehicle fleet may have shifted to somewhat lower values due to changes in vehicle technology and driving conditions. Even so, the surprisingly depleted apparent source signature at Cabauw requires additional explanation; microbial H2 production seems the most likely cause. The Cabauw tower site also allowed us to sample vertical profiles. We found no decrease in (H2) at lower sampling levels (20 and 60m) with respect to higher sampling levels (120 and 200m). There was a significant shift to lower median dD values at the lower levels. This confirms the limited role of soil uptake around Cabauw, and again points to microbial H2 production during an extended growing season, as well as to possible differences in average fossil fuel combustion source signature between the different footprint areas of the sampling levels. So, although knowledge of the background cycle of H2 has improved over the last decade, surprising features come to light when a non-background location is studied, revealing remaining gaps in our understanding.

Between adaptability and the urge to control: making long-term water policies in the Netherlands

Triggered by recent flood catastrophes and increasing concerns about climate change, scientists as well as policy makers increasingly call for making long-term water policies to enable a transformation towards flood resilience. A key question is how to make these long-term policies adaptive so that they are able to deal with uncertainties and changing circumstances. The paper proposes three conditions for making long-term water policies adaptive, which are then used to evaluate a new Dutch water policy approach called ‘Adaptive Delta Management’. Analysing this national policy approach and its translation to the Rotterdam region reveals that Dutch policymakers are torn between adaptability and the urge to control. Reflecting on this dilemma, the paper suggests a stronger focus on monitoring and learning to strengthen the adaptability of long-term water policies. Moreover, increasing the adaptive capacity of society also requires a stronger engagement with local stakeholders including citizens and businesses.

El ritual en los "Textos de las Pirámides": sintaxis, texto y significado

Este trabajo pretende explorar la dimensión ritual en los Textos de las Pirámides, el corpus de literatura religiosa extensa más antiguo de la humanidad. La naturaleza variada de sus componentes textuales ha impedido que los egiptólogos comprendan en profundidad las complejidades de la colección y los contextos originales en los que estos textos (ritos) aparecieron. La aplicación de la teoría del ritual, principalmente la aproximación de la sintaxis ritual, ofrece a los investigadores un marco excelente de análisis e interpretación del corpus, su estructura y función. Sujeto a las reglas de la sintaxis ritual es posible exponer los múltiples niveles de significado en el corpus para la resurrección y salvación del difunto.

Dropout een probleem? Een kwestie van perspectief.

Presentation about the need to reconsider the definition of dropout in MOOCs.

Zelfsturend leren wordt je aangeleerd: Het effectief professionaliseren van leraren in het bevorderen van zelfsturend leren in het basisonderwijs

Zelfsturend leren is cruciaal voor het leren van leerlingen. Verschillende studies geven echter aan dat zelfsturend leren in het basisonderwijs nauwelijks op gang komt. In dit onderzoek werken onderwijsprofessionals en onderzoekers samen aan het optimaliseren van een professionaliseringsaanpak waarin 55 basisschoolleraren worden getraind en begeleid in het bevorderen van zelfsturend leren van hun leerlingen. Een belangrijk kenmerk van deze aanpak is dat leraren niet worden getraind volgens een formeel professionaliseringstraject, maar dat de professionele ontwikkeling van leraren is ingebed in de eigen lespraktijk en dat leraren van en met elkaar leren. De effectiviteit van de ontwikkelde aanpak wordt onderzocht op de mate van zelfsturend leren, motivatie, metacognitie en leerprestaties van leerlingen en de professionele ontwikkeling van deelnemende leraren.

Onderwijsdifferentiatie en leerlingproblemen in Nederland, 1916-2015: Review van probleemanalyses, onderzoeken en effecten van beleidsmaatregelen.

DOI: 10.5117/MEM2016.3.Mooi

(Semi-)automatisch ondertitelen en vertalen van leermateriaal

This presentation summarizes experience with the automated speech recognition and translation approach realised in the context of the European project EMMA.

Informatietechnologisch ontwerp van een PDKS®: begrippen, structuur, werkwijzen en gebruik in de praktijk

Een Pedagogisch-Didactische KernStructuur® (PDKS®) bestaat uit een diagnostische, met name op kerndoelen en curriculumspecificaties gebaseerde systematiek voor het ontwerpen en realiseren van ‘Optimaliserend Onderwijs’ en de bijbehorende speel-/leerprocessen voor elk kind of elke leerling. In dit document wordt een nieuw ontwerp van een praktijkgerichte PDKS®-systematiek uitgewerkt die is ingebed in een webapplicatie ten behoeve van gebruik in instellingen voor vóór- en vroegschoolse educatie en in scholen voor PO en VO. Doel van dit digitale curriculumbeheersysteem is om het voor genoemde instellingen, scholen en leerkrachten / docenten gemakkelijker te maken het onderwijs en de speel-/leerprocessen verantwoord te individualiseren. Dit wil zeggen: deze onderwijs- en leerprocessen adequaat voor te bereiden en in te zetten ter ondersteuning van de ontwikkeling en de leerbehoefte, het leerniveau en het leertempo van individuele leerlingen en groepjes leerlingen in een flexibel groeps- of klasverband. De groeps- of klasorganisatie van leerlingen wordt onafhankelijk(er) van leeftijd en leerlingen kunnen verantwoord, individueel of samen, de eigen speel-/leerprocessen méér zelf reguleren. Via de hier ontwikkelde, informatietechnologisch ingebedde PDKS® kunnen essentiële onderwijs- en leerprocessen worden geïntegreerd. Bijvoorbeeld diagnostiek gebaseerd op individuele én landelijke indicatoren (dubbele diagnostiek), passende instructie en speel-/leerprocessen, vrije curriculumactiviteiten, curriculuminformatie en -beheer, en systematische evaluatie op verschillende onderwijsniveaus (leerling, groepje, groep/klas, school, bovenschools, landelijk). Samenwerking met jeugdzorg wordt eenduidiger, gemakkelijker en méér preventief. De combinatie van resultaten van landelijk genormeerde toetsing en de schoolgebonden evaluatie van leerarrangementen levert tevens concreet zicht op de feitelijke ‘schoolkwaliteit’.

Middle East respiratory syndrome coronavirus (MERS-CoV) infections in two returning travellers in the Netherlands, May 2014

Two patients, returning to the Netherlands from pilgrimage in Medina and Mecca, Kingdom of Saudi Arabia, were diagnosed with Middle East respiratory syndrome coronavirus (MERS-CoV) infection in May 2014. The source and mode of transmission have not yet been determined. Hospital-acquired infection and community-acquired infection are both possible.

Memorandum of understanding between Universidad de Cuenca (Ecuador) and NHTV Breda University of Applied Sciences, Academies for Tourism, Leisure and Hotel Management & Facility Management Breda, The Netherlands

English

Is the sum more than the corporate entrepreneurship parts? the different effects of social capital on innovation, venturing, and renewal processes

Principal Topic Although corporate entrepreneurship is of vital importance for long-term firm survival and growth (Zahra and Covin, 1995), researchers still struggle with understanding how to manage corporate entrepreneurship activities. Corporate entrepreneurship consists of three parts: innovation, venturing, and renewal processes (Guth and Ginsberg, 1990). Innovation refers to the development of new products, venturing to the creation of new businesses, and renewal to redefining existing businesses (Sharma, and Chrisman, 1999; Verbeke et al., 2007). Although there are many studies focusing on one of these aspects (cf. Burgelman, 1985; Huff et al., 1992), it is very difficult to compare the outcomes of these studies due to differences in contexts, measures, and methodologies. This is a significant lack in our understanding of CE, as firms engage in all three aspects of CE, making it important to compare managerial and organizational antecedents of innovation, venturing and renewal processes. Because factors that may enhance venturing activities may simultaneously inhibit renewal activities. The limited studies that did empirically compare the individual dimensions (cf. Zahra, 1996; Zahra et al., 2000; Yiu and Lau, 2008; Yiu et al., 2007) generally failed to provide a systematic explanation for potential different effects of organizational antecedents on innovation, venturing, and renewal. With this study we aim to investigate the different effects of structural separation and social capital on corporate entrepreneurship activities. The access to existing and the development of new knowledge has been deemed of critical importance in CE-activities (Floyd and Wooldridge, 1999; Covin and Miles, 2007; Katila and Ahuja, 2002). Developing new knowledge can be facilitated by structurally separating corporate entrepreneurial units from mainstream units (cf. Burgelman, 1983; Hill and Rothaermel, 2003; O'Reilly and Tushman, 2004). Existing knowledge and resources are available through networks of social relationships, defined as social capital (Nahapiet and Ghoshal, 1998; Yiu and Lau, 2008). Although social capital has primarily been studied at the organizational level, it might be equally important at top management level (Belliveau et al., 1996). However, little is known about the joint effects of structural separation and integrative mechanisms to provide access to social capital on corporate entrepreneurship. Could these integrative mechanisms for example connect the separated units to facilitate both knowledge creation and sharing? Do these effects differ for innovation, venturing, and renewal processes? Are the effects different for organizational versus top management team integration mechanisms? Corporate entrepreneurship activities have for example been suggested to take place at different levels. Whereas innovation is suggested to be a more bottom-up process, strategic renewal is a more top-down process (Floyd and Lane, 2000; Volberda et al., 2001). Corporate venturing is also a more bottom-up process, but due to the greater required resource commitments relative to innovation, it ventures need to be approved by top management (Burgelman, 1983). As such we will explore the following key research question in this paper: How do social capital and structural separation on organizational and TMT level differentially influence innovation, venturing, and renewal processes? Methodology/Key Propositions We investigated our hypotheses on a final sample of 240 companies in a variety of industries in the Netherlands. All our measures were validated in previous studies. We targeted a second respondent in each firm to reduce problems with single-rater data (James et al., 1984). We separated the measurement of the independent and the dependent variables in two surveys to create a one-year time lag and reduce potential common method bias (Podsakoff et al., 2003). Results and Implications Consistent with our hypotheses, our results show that configurations of structural separation and integrative mechanisms have different effects on the three aspects of corporate entrepreneurship. Innovation was affected by organizational level mechanisms, renewal by integrative mechanisms on top management team level and venturing by mechanisms on both levels. Surprisingly, our results indicated that integrative mechanisms on top management team level had negative effects on corporate entrepreneurship activities. We believe this paper makes two significant contributions. First, we provide more insight in what the effects of ambidextrous organizational forms (i.e. combinations of differentiation and integration mechanisms) are on venturing, innovation and renewal processes. Our findings show that more valuable insights can be gained by comparing the individual parts of corporate entrepreneurship instead of focusing on the whole. Second, we deliver insights in how management can create a facilitative organizational context for these corporate entrepreneurship activities.

Bike park in Groningen, The Netherlands

Groningen is a city that collects contemporary projects. A trip around town reveals something like a zoo, with examples of all design languages of the last twenty years, many of them now aging and distinctly past their prime. Even though some of these projects are outdated, this collection not only demonstrates a commitment to design (even occasionally lacking judgement) but also serves an archival function: we can consult the Groningen Zoo of Design to determine the design to determine the design preoccupations of the past and how those often theoretical interests (since most of the work by these designers was not built) manifested themselves in material form on the ground.

Why do poor people perceive poor neighbourhoods? : the role of objective neighbourhood features and psychosocial factors

Compared to people with a high socioeconomic status, those with a lower socioeconomic status are more likely to perceive their neighbourhood as unattractive and unsafe, which is associated with their lower levels of physical activity. Agreement between objective and perceived environmental factors is often found to be moderate or low, so it is questionable to what extent ‘creating supportive neighbourhoods’ would change neighbourhood perceptions. This study among residents (N=814) of fourteen neighbourhoods in the city of Eindhoven (the Netherlands), investigated to what extent socioeconomic differences in perceived neighbourhood safety and perceived neighbourhood attractiveness can be explained by five domains of objective neighbourhood features (i.e. design, traffic safety, social safety, aesthetics, and destinations), and to what extent other factors may play a role. Unfavourable neighbourhood perceptions of low socioeconomic groups partly reflected their actual less aesthetic and less safe neighbourhoods, and partly their perceptions of low social neighbourhood cohesion and adverse psychosocial circumstances.