4 resultados para Moderator
em Open University Netherlands
Resumo:
De rol van de controller behelst een grote verscheidenheid aan activiteiten. Er is veel over deze rol geschreven, dat resulteerde in verschillende gezichtspunten over en categorieën van controller activiteiten. In het algemeen kan gesteld worden dat de controller de manager ondersteunt bij de uitvoering van zijn besluitvormingsproces. Er is niet veel geschreven over perceptieverschillen over de rol van de controller. Omdat dat wel nuttig kan zijn voor de werkrelatie tussen manager en controller is onderzocht of er perceptieverschillen bestaan en bij welke controller activiteiten deze zich voordoen. Het onderzoek naar perceptieverschillen tussen managers en controllers over de rol van de controller is uitgevoerd door een kwalitatief onderzoek, een gevalsstudie, bij een universitair medisch centrum. Drie manager-controller koppels zijn geïnterviewd aan de hand van een door hen ingevulde lijst met controller activiteiten. De resultaten van de interviews zijn de belangrijkste bron voor het onderzoek. Er komen drie verklaringscategorieën naar voren voor de perceptieverschillen, namelijk 1. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over het hiërarchische niveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd; 2. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over de betekenis van de woorden waarmee de activiteit is omschreven; 3. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over het kwaliteitsniveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd. De controller kent in het algemeen een hogere score toe aan het belang van het uitvoeren van de controlling activiteit dan de manager. Er bestaan veel perceptieverschillen, maar het patroon tussen de 3 onderzochte koppels met betrekking tot hun perceptie van het al dan niet uitvoeren van de controller activiteit en met betrekking tot het belang dat zij aan het uitvoeren van de activiteit hechten is te grillig om een gelegitimeerde conclusie te trekken over het daadwerkelijke bestaan van perceptieverschillen of over de importantie van een activiteit als moderator voor de verklaring van het perceptieverschil. De meeste perceptieverschillen worden verklaard door een interpretatieverschil over het hiërarchisch niveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd. In deze gevallen die liggen op het gebied van interne analyse, risico management en management control systemen, is de manager meestal van mening dat een controller activiteit wordt uitgevoerd, terwijl de controller van mening is dat deze niet wordt uitgevoerd. Dit verschil kan te maken hebben met de afstand van de beoordelaar tot de uit te voeren activiteit. Bij de meeste perceptieverschillen percipieert de manager de activiteit als uitgevoerd en de controller percipieert deze als niet uitgevoerd. Naast de afstand tot de uit te voeren activiteit, kan ook het professioneel oogpunt meespelen als verklarende factor voor deze perceptieverschillen. Dit speelt met name een rol bij activteiten op het gebied van interne analyse, leiding geven en veranderen en onderhoud van systemen. Over activteiten behorend bij het controllertype business partner bestaan meer perceptieverschillen dan die behorend bij het type policeman. Dit kan betekenen dat de business partner activiteiten van de onderzochte controllers niet of minder zichtbaar worden uitgevoerd. De perceptie er over verschilt zeker.
Resumo:
While MOOCs are recognized nowadays as a potential format for professional development and lifelong learning, little research has been conducted on the factors that influence MOOC participation of professionals and unemployed in MOOCs. Based on a framework developed earlier, we conducted a study, which focused on the influence of background variables such us digital competence, age, gender and educational level on MOOC participation. Occupational setting was considered as a moderator in the analysis of the impact of digital skills. Results of the study showed that MOOCs were an important tool for unemployed participants who were more likely to enroll in MOOCs than employed learners. MOOCs were also a way for workers who do not received employer support for other training activities to get professional development training. Results of the regression analysis showed that a person’s level of digital competence was an important predictor for enrolment in MOOCs and that specifically interaction skills were more important than information skills for participating in the MOOC context.
Resumo:
Dit onderzoek bestudeerde het verband tussen probleemgerichte- en emotiegerichte coping en eetproblematiek en onderzocht daarnaast of mentale veerkracht de relaties tussen probleemgerichte en emotiegerichte coping enerzijds en eetproblematiek anderzijds beïnvloedt. Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van meer inzicht in de rol van mentale veerkracht als mogelijke moderator van de relatie tussen coping en eetproblematiek. Er is een eenmalige meting verricht bij jong volwassen vrouwen van 18 t/m 30 jaar uit de algemene populatie. Via e-mail en sociale media zijn online vragenlijsten verspreid die bruikbare gegevens opleverden van in totaal 188 vrouwen. Meetinstrumenten. Coping is gemeten middels de Utrechtse Coping Lijst (UCL) (Schreurs, Willige, van de Tellegen & Brosschot, 1988; Schreurs, Willige, van de Tellegen & Brosschot, 1993); mentale veerkracht is gemeten met behulp van de Resilience Scale-Nederlandse versie (RS-nl) (Portzky, 2008); en de mate van eetproblematiek is gemeten met de Eating Disorder Examination Questionnaire (EDE-Q) (Fairburn & Beglin, 1994). De resultaten hebben aangetoond dat er een significant negatief verband bestaat tussen probleemgerichte coping en mate van eetproblematiek en een significant positief verband tussen emotiegerichte coping en eetproblematiek. De negatieve samenhang tussen probleemgerichte coping en eetproblematiek bleek sterker bij een lagere mate van mentale veerkracht. De positieve samenhang tussen emotiegerichte coping en eetproblematiek bleek eveneens sterker bij een lagere mentale veerkracht. Personen met een lage mentale veerkracht en een ineffectieve (emotiegerichte of weinig probleemgerichte) copingstijl bleken de meeste eetproblemen te ervaren, bij een hoge mentale veerkracht werd de minste eetproblematiek gerapporteerd, ongeacht de gehanteerde copingstijl.
Resumo:
In deze studie is onderzocht of fysieke activiteit effect heeft op de relatie tussen heden- en toekomstgericht tijdsperspectief en welzijn. De enquête is door 266 respondenten geheel ingevuld. Deze studie betreft een kwantitatief cross-sectioneel onderzoek en de hypotheses zijn onderzocht middels een meervoudige regressieanalyse. De relatie tussen hedengericht tijdsperspectief en welzijn blijkt niet significant te zijn, daarentegen blijkt de relatie tussen toekomstgericht tijdsperspectief en welzijn wel significant te zijn. De interactie tussen hedengericht tijdsperspectief en fysieke activiteit is significant en bevestigt dat fysieke activiteit als moderator de relatie tussen hedengericht tijdsperspectief en welzijn modereert. Daarentegen is de relatie tussen toekomstgericht tijdsperspectief en fysieke activiteit niet significant en geeft aan dat fysieke activiteit als moderator de relatie tussen toekomstgericht tijdsperspectief en welzijn niet modereert.