6 resultados para Massive open online courses

em Open University Netherlands


Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

This is a pre-print for personal use only. Please refer to the Springer website for the official, published version http://www.springer.com/978-3-662-52923-2

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Abstract The number of students engaged in Massive Open Online Courses (MOOCs) is increasing rapidly. Due to the autonomy of students in this type of education, students in MOOCs are required to regulate their learning to a greater extent than students in traditional, face-to-face education. However, there is no questionnaire available suited for this online context that measures all aspects of self-regulated learning (SRL). In this study, such a questionnaire is developed based on existing SRL questionnaires. This is the self-regulated online learning ques- tionnaire. Exploratory factor analysis (EFA) on the first dataset led to a set of scales differing from those theoretically defined beforehand. Confirmatory factor analysis (CFA) was conducted on a second dataset to compare the fit of the theoretical model and the exploratively obtained model. The exploratively obtained model provided much better fit to the data than the theoretical model. All models under investigation provided better fit when excluding the task strategies scale and when merging the scales measuring metacognitive activities. From the results of the EFA and the CFA it can be concluded that further development of the questionnaire is necessary.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Wat is kenmerkend voor het design van Massive Open Online Courses (MOOCs)? Wat maakt ontwerpen van MOOCs bijzonder uitdagend maar ook bijzonder interessant? In de workshop over MOOC Ontwerp gaat u actief op zoek naar antwoorden aan de hand van ervaringen met het ontwerpen en uitleveren van MOOCs in twee Europese projecten: EMMA en ECO.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Afscheidsrede: Openheid in het onderwijs kent vele verschijningsvormen. In deze rede beperk ik me tot het vergelijken van de openheid van open universiteiten met die van grootscha- lige open online cursussen, beter bekend als MOOC’s. MOOC’s zijn de meeste recente en meest in het oog springende loot aan de boom van openheid in het onderwijs. Na enkele definities van openheid in het onderwijs de revue te laten passeren, bespreek ik kort de ongeveer 40-jarige geschiedenis van openheid zoals open universiteiten die hebben vorm gegeven en de ongeveer 5-jarige geschiedenis van MOOC’s. Dat leidt tot het inzicht dat beide vormen van openheid gestoeld zijn op geheel verschillende uitgangspunten. Waar open universiteiten gebouwd zijn op het fundamentele, door de overheid gegarandeerde recht op onderwijs, komen MOOC’s voort uit marktden- ken; waar open universiteiten aansluiten bij een humanitair waardesysteem, omarmen MOOC’s een utilitair waardesysteem. Hoewel voor beide opvattingen ruimte is en misschien wel moet zijn, huldigen sommigen de opvatting dat MOOC’s ons vigerende onderwijs onvermijdelijk overbodig zal maken. In mijn rede bestrijd ik die opvatting en zal ik ook kort schetsen welke rol onze eigen Open Universiteit in die discussie zou moeten nemen.

Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Doordat verhevigde concurrentiekrachten bedrijven dwingen om sneller te innoveren als voorheen wordt innovatie gezien als de belangrijkste uitdaging voor zowel publieke als private organisaties in de huidige tijd. Omdat elk nieuw product of innovatie start met 1 persoon in de organisatie die een vernieuwend idee heeft en dit idee in actie wil omzetten, is het van belang om het innovatiepotentieel van alle werknemers in de organisatie te benutten. Een belangrijke rol hierin is weggelegd voor de directe leidinggevende die met zijn gedrag in staat is om het innovatieve werkgedrag (IWG) van zijn ondergeschikten te stimuleren. In dit rapport is onderzocht of dienend leiderschap (DL), een leiderschapsstijl die in het bijzonder opvalt door de nadruk die hierin wordt gelegd op de emotionele, relationele en morele dimensies van leiderschap, IWG van werknemers bevordert. De relatie tussen deze leiderschapsstijl en individueel IWG is niet eerder onderzocht maar door aanwijzingen in de literatuur en empirisch onderzoek naar verwante concepten, was de verwachting dat DL IWG positief zou beïnvloeden en dat er een (gedeeltelijk) mediërende rol zou zijn weggelegd voor het gevoel van psychologische veiligheid (PV) dat werknemers ervaren in hun werkteam. Aan de hand van een open online vragenlijst met gestructureerde vragen zijn 226 werknemers, werkzaam in Nederland en Vlaanderen in een variëteit aan bedrijfstakken, ondervraagd. Middels de vragenlijst is in kaart gebracht: de perceptie van werknemers van het DL van hun directe leidinggevende, hoe groot het gevoel van PV is dat werknemers ervaren in hun werkteam en de mate waarin werknemers van zichzelf vinden dat zij IWG vertonen. Uit het onderzoek blijkt dat naarmate werknemers hun leidinggevende meer als dienend leider percipiëren zij zichzelf significant hoger scoren op IWG. Van de 8 dimensies waar DL uit bestaat (empowerment, accountability, nederigheid, dienstbaarheid, authenticiteit, moed, vergeving en rentmeesterschap) blijken enkel de dimensies empowerment en authenticiteit een significante invloed uit te oefenen op IWG boven de bijdragen van de andere DL-dimensies. Uit het onderzoek blijkt ook dat naarmate werknemers hun leidinggevende meer als dienend leider percipiëren, zij een significant hoger gevoel van PV in hun werkteam rapporteren. Hoewel er ook een significant positief verband is gevonden tussen het gevoel van PV dat werknemers ervaren in hun werkteam en de scores die zij zichzelf geven op IWG, blijkt PV geen mediërende rol te spelen in de relatie tussen DL en IWG. DL is in het onderzoek een dubbel zo sterke voorspeller gebleken van IWG dan PV. Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek naar de relatie tussen DL, PV en IWG zijn onder andere dat PV en IWG op groepsniveau worden onderzocht in plaats van op individueel niveau, dat autonomie en zelfvertrouwen als variabelen worden meegenomen in het onderzoek en dat ook gebruik wordt gemaakt van beoordelingen van leidinggevenden voor wat betreft IWG in plaats van enkel van zelfbeoordeling. Organisaties die het belangrijk vinden dat het innovatiepotentieel van al hun werknemers wordt aangesproken, hebben leidinggevenden nodig die authentiek zijn en die hun ondergeschikten kunnen empoweren. Praktische aanbeveling is dan ook dat gedragingen van leidinggevenden die te maken hebben met empowerment en authenticiteit door de organisatie gestimuleerd worden. Het betreft hier onder andere de volgende leiderschapsgedragingen: werknemers aanmoedigen zich persoonlijk te ontwikkelen, werknemers het gevoel geven dat ze bekwaam zijn, sturen op het nemen van zelfstandige beslissingen (empowerment), professionele rollen ondergeschikt maken aan wie men is als persoon, doen wat beloofd is, eerlijk zijn en zich kwetsbaar durven opstellen (authenticiteit).

Relevância:

30.00% 30.00%

Publicador:

Resumo:

Het doel van dit onderzoek is na te gaan in welke mate de online cognitieve gedragstherapie bij vrouwen met seksuele disfuncties effectief is voor wat betreft seksueel functioneren, seksuele lijdensdruk en de houding die de vrouwen hebben ten aanzien van seks. Drie vrouwen (gemiddelde leeftijd 39,6 jaar) met minstens één diagnose van een opwindingsgerelateerde seksuele disfunctie (seksuele interesse/opwindingsstoornis, orgasmestoornis) volgens de criteria van de DSM-5, hebben deelgenomen aan het onderzoek. Er wordt gebruik gemaakt van een single case A-B-fase design: zowel in de controlefase (Fase A) wanneer de proefpersoon nog geen internettherapie krijgt, als in de behandelfase (Fase B) worden verschillende metingen verricht. Hierbij wordt het effect van wel of geen internettherapie binnen één persoon onderzocht door de metingen in de controlefase (Fase A) te vergelijken met de metingen in de behandelfase (Fase B). Elke meting betreft een in te vullen zelfrapportage-vragenlijst (24 items) waarin de drie variabelen worden gemeten. Seksueel functioneren werd gemeten met drie items uit de Female Sexual Function Index (FSFI) (Rosen et al., 2000; ter Kuile et al., 2009); seksuele lijdensdruk met de Female Sexual Distress Scale Revised (FSDS-R) (Derogatis et al., 2008; ter Kuile et al., 2009); en de attitude ten aanzien van seks met een zestal items van de Sexual Opion Survey (SOS) (Fisher, Byrne, White, & Kelley, 1988). Middels de randomisatietoets is nagegaan wat het therapie-effect per proefpersoon en het algehele therapie-effect is. Uit de resultaten met betrekking tot het therapie-effect per proefpersoon blijkt dat de behandeling enkel voor de eerste proefpersoon een positief effect lijkt te hebben op het seksueel functioneren. Wat betreft de variabele seksuele lijdensdruk lijkt de behandeling enkel voor proefpersoon 2 een positief effect te hebben. Wat betreft de variabele attitude ten aanzien van seks lijkt er voor alle drie de proefpersonen geen effect van de behandeling aanwezig te zijn. Voor proefpersoon 1 lijkt de attitude ten aanzien van seks tijdens de behandelfase juist te verslechteren in plaats van te verbeteren. Uit de resultaten met betrekking tot het algehele therapie-effect is enkel voor de variabele seksueel functioneren een kleine kans aanwezig dat de behandeling een positief effect heeft.