5 resultados para Interne Modelle

em Open University Netherlands


Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

De rol van de controller behelst een grote verscheidenheid aan activiteiten. Er is veel over deze rol geschreven, dat resulteerde in verschillende gezichtspunten over en categorieën van controller activiteiten. In het algemeen kan gesteld worden dat de controller de manager ondersteunt bij de uitvoering van zijn besluitvormingsproces. Er is niet veel geschreven over perceptieverschillen over de rol van de controller. Omdat dat wel nuttig kan zijn voor de werkrelatie tussen manager en controller is onderzocht of er perceptieverschillen bestaan en bij welke controller activiteiten deze zich voordoen. Het onderzoek naar perceptieverschillen tussen managers en controllers over de rol van de controller is uitgevoerd door een kwalitatief onderzoek, een gevalsstudie, bij een universitair medisch centrum. Drie manager-controller koppels zijn geïnterviewd aan de hand van een door hen ingevulde lijst met controller activiteiten. De resultaten van de interviews zijn de belangrijkste bron voor het onderzoek. Er komen drie verklaringscategorieën naar voren voor de perceptieverschillen, namelijk 1. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over het hiërarchische niveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd; 2. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over de betekenis van de woorden waarmee de activiteit is omschreven; 3. een perceptieverschil veroorzaakt door een interpretatieverschil over het kwaliteitsniveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd. De controller kent in het algemeen een hogere score toe aan het belang van het uitvoeren van de controlling activiteit dan de manager. Er bestaan veel perceptieverschillen, maar het patroon tussen de 3 onderzochte koppels met betrekking tot hun perceptie van het al dan niet uitvoeren van de controller activiteit en met betrekking tot het belang dat zij aan het uitvoeren van de activiteit hechten is te grillig om een gelegitimeerde conclusie te trekken over het daadwerkelijke bestaan van perceptieverschillen of over de importantie van een activiteit als moderator voor de verklaring van het perceptieverschil. De meeste perceptieverschillen worden verklaard door een interpretatieverschil over het hiërarchisch niveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd. In deze gevallen die liggen op het gebied van interne analyse, risico management en management control systemen, is de manager meestal van mening dat een controller activiteit wordt uitgevoerd, terwijl de controller van mening is dat deze niet wordt uitgevoerd. Dit verschil kan te maken hebben met de afstand van de beoordelaar tot de uit te voeren activiteit. Bij de meeste perceptieverschillen percipieert de manager de activiteit als uitgevoerd en de controller percipieert deze als niet uitgevoerd. Naast de afstand tot de uit te voeren activiteit, kan ook het professioneel oogpunt meespelen als verklarende factor voor deze perceptieverschillen. Dit speelt met name een rol bij activteiten op het gebied van interne analyse, leiding geven en veranderen en onderhoud van systemen. Over activteiten behorend bij het controllertype business partner bestaan meer perceptieverschillen dan die behorend bij het type policeman. Dit kan betekenen dat de business partner activiteiten van de onderzochte controllers niet of minder zichtbaar worden uitgevoerd. De perceptie er over verschilt zeker.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Beeker, M. (2016). Formatieve Toetsing als Diagnose-Strategie: De Relatie tussen Diagnose door middel van Formatieve Toetsing en Rendement op Thesistoetsen. Augustus, 4, 2016, Heerlen, Nederland: open Universiteit.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

De Groot, D. (2016). Flexibele Leerroutes voor Propedeusestudenten: Grounded Theory Onderzoek naar het Identificeren van Studentkenmerken in de Matching, ten behoeve van een Vraaggerichte, Gepersonaliseerde Leerroute in de Propedeuse Social Work. Juli, 26, 2016, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Een validatie studie teneinde inzicht te geven in 1) de inhoudsvaliditeit, de concurrente validiteit en de interne consistentie van de Geriatric Depression Scale (GDS-30) en de Depressielijst (DL) voor het meten van depressie bij verpleeghuisbewoners en 2) de invloed van cognitief functioneren op het aantal missing items op de DL en de GDS-30. Een cross-sectionele studie met data afkomstig uit de effectstudie ‘Act in Case of Depression’. De steekproefomvang bestond uit verpleeghuisbewoners (N=432) van PG en somatische afdelingen. Meetinstrumenten: DL, GDS-30 en de Mini Mental State Examination (MMSE) voor cognitief functioneren. Experts beoordeelden de DL en de GDS-30 als geschikt voor afname bij verpleeghuisbewoners zonder cognitieve problemen. Echter ongeschikt voor afname bij verpleeghuisbewoners met ernstige cognitieve problemen. Experts vonden de items relevant voor de somatische cliënten, echter was er minder consensus over de itemrelevantie voor PG cliënten. De DL en de GDS-30 vertoonden een sterke interne consistentie en een sterke onderlinge correlatie. Er was geen associatie tussen de stemmingssymptomen van de DL en de GDS-30 en motivatie symptomen van de DL aan de ene kant en de MMSE aan de andere kant. De motivatiesymptomen gemeten met de GDS-30 vertoonden een middelmatige associatie met cognitief functioneren. Cliënten van PG afdelingen hadden meer missing items op de DL en op de GDS-30 dan cliënten van somatische afdelingen. Cognitief functioneren vertoonde een zwakke associatie met het aantal missing items op de DL en de GDS-30.

Relevância:

10.00% 10.00%

Publicador:

Resumo:

Volgens de hechtingstheorie komt de band die een kind met zijn of haar primaire verzorgers heeft gehad, op latere leeftijd tot uiting in veilige dan wel onveilige hechtingspatronen of –stijlen binnen de affectieve relaties met nabije anderen. Onveilig gehechte individuen hanteren specifieke hechtingsstrategieën in reactie op nonresponsiviteit of insensitiviteit van nabije anderen, zoals een geïntensiveerd (angstig) zoeken naar steun of bescherming, ofwel de vermijding van intimiteit waarbij de pogingen om steun of bescherming te verkrijgen, volledig worden opgeven. Hechtingsrepresentaties werden lange tijd gezien als vrij stabiele constructen (trait-hechting). Inmiddels is echter bewezen dat hechting veranderlijk kan zijn in de tijd en over verschillende soorten relaties heen (state-hechting). Individuen blijken meer aanpasbaar te zijn voor wat betreft de hechtingsstijlen en –strategieën binnen nauwe verbintenissen dan vroeger werd gedacht. In onderzoek is een verband geconstateerd tussen onveilige hechtingsstijlen en –strategieën en psychopathologie. Voor het vaststellen van de (dominante) volwassen hechtingsstijl binnen intieme partnerrelaties en in relaties met anderen ‘in het algemeen’, worden in de praktijk veelal hechtingsvragenlijsten ingezet. Met kennis van en inzicht in de hechtingsstijl en –strategieën van cliënten en met een goed hechtingsinstrument om deze te meten, kan de therapeut gerichte interventies toepassen om cliënten te begeleiden van meer onveilige hechtingspatronen en ineffectieve hechtingsstrategieën naar veilige hechting en effectieve hechtingsstrategieën binnen relaties. Met dit onderzoek werd getracht een idiografische (persoonsbeschrijvende) state-hechtingslijst voor de psychologiepraktijk te ontwikkelen. Daartoe werden twee instrumenten op interne structuur en psychometrische kwaliteiten onderzocht, namelijk de State Adult Attachment Measure (SAAM; Gillath et al., 2009) en de Hechtingslijst (HL-48; Van Geel et al., 2011). Een externe validatie werd gedaan met een hexagon-analyse (Van Geel, 2011) door projectie van de twee instrumenten en (een Nederlandse vertaling van) de Relationship Questionnaire van Bartholomew en Horowitz (1991; RQ-NL; Emmelkamp, 2011) tegen de achtergrond van de zes affectieve prototypen van de Zelfconfrontatiemethode (ZKM; Hermans & Hermans-Jansen, 1995; Hermans, Hermans-Jansen & Van Gilst, 1985).