2 resultados para DEPRESSIVE SYMPTOMS
em Open University Netherlands
Resumo:
Angst- en stemmingsklachten worden geassocieerd met verminderde self-disclosure. Met self-disclosure wordt zelfonthulling van ervaren emoties bedoeld. Dit speelt een rol bij zelfacceptatie en zelfinzicht, en is belangrijk bij gesprekstherapie. Deze studie onderzocht of emotie-inhibitie de negatieve relatie tussen angst- en stemmingsklachten en self-diclosure verklaart, en of de relatie gunstig te beïnvloeden is door mindfulness. Het effect van mindfulness op deze relatie was nog niet eerder onderzocht. Deelnemers waren 99 vrouwen van 24 t/m 74 jaar (M = 44.60, SD = 10.55) en 26 mannen van 26 t/m 77 jaar (M = 48.27, SD = 12.68), afkomstig uit de normale Nederlands populatie. Het onderzoeksontwerp betrof een cross-sectioneel online vragenlijstonderzoek, waarbij gebruik gemaakt werd van de Symptom Checklist (Arrindel & Ettema, 1986), Emotional Self-Disclosure Scale (Snell, Miller, & Belk, 1988), Emotion Regulation Questionnaire (Gross & John, 2003) en Five Factor Mindfulness Questionnaire – Short Form (Bohlmeijer, Ten Klooster, Fledderus, Veehof, & Baer, 2011). Resultaten tonen, conform bestaande literatuur, dat angst- en stemmingsklachten negatief samenhangen met self-disclosure. Emotie-inhibitie heeft echter géén mediatie-effect en mindfulness heeft géén moderatie-effect op de negatieve relatie tussen angst- en stemmingsklachten en self-disclosure. Mindfulness heeft wel mediatie-effect op deze relatie. Mindfulness hangt hierbij positief samen met self-disclosure. De relevantie van de bevindingen is vooral praktisch: om mensen met angst- en stemmingsklachten te stimuleren over hun emoties te praten zou mindfulness aangewend kunnen worden.
Resumo:
Het onderzoek beoogt het vergroten van het inzicht in het verband tussen het ervaren van hedonisme en eudemonisme bij activiteiten enerzijds en depressie en welbevinden anderzijds bij ouderen op somatische afdelingen in verpleeghuizen, teneinde te kunnen bijdragen aan een verbetering van hun kwaliteit van leven. Het betrof een cross-sectioneel survey onderzoek met het ervaren hedonisme en eudemonisme als predictoren, de ernst van depressieve symptomen als primaire uitkomstmaat en welbevinden als secundaire uitkomstmaat. In totaal namen 59 bewoners deel aan dit onderzoek met een gemiddelde leeftijd van 87.9 jaar (SD = 5.9), waarvan 51 (86.4%) vrouwen. Bewoners met ernstige gedrags- of communicatiestoornissen werden uitgesloten. De mate van depressieve symptomen werd gemeten met de Geriatrische Depressie Schaal (GDS-8) (Gerritsen et al., 2007); de levenstevredenheid met de Satisfaction With Life Scale (SWSL) (Arrindell, Heesink, & Feij, 1999); het positief en negatief affect met de Positive and Negative Affect Schedule (PANAS) (Engelen, Peuter, Victoir, Diest, & Van den Bergh, 2006); de hedonische en eudemonische ervaringen bij activiteiten met een voor dit onderzoek ontwikkelde vragenlijst; en de afhankelijkheid bij de Activiteiten Dagelijks Leven (ADL) met de Barthel Index (Mahoney & Barthel, 1965). Er waren significante negatieve verbanden tussen depressieve symptomen en het ervaren van hedonisme, R² = .14, B = -.56, 95% Cl [-1.07, -.06] en van eudemonisme, R² = .12, B = -.53, 95% Cl [-1.05, .00]. De regressieanalyse van hedonisme én eudemonisme samen gaf echter geen significante effecten op depressieve symptomen. Opvallend was de sterke correlatie (r = .90) tussen hedonische en eudemonische ervaringen. Er zijn geen verbanden gevonden tussen het ervaren van hedonisme en eudemonisme aan de ene kant en het subjectief welbevinden aan de andere kant, te weten levenstevredenheid, positief en negatief affect. Echter bij instrumentele activiteiten van het dagelijks leven (o.a. boodschappen doen en bed opmaken) had eudemonisme een positief verband, R² = .20, B = 3.55, 95% Cl [.75, 6.34] en hedonisme een negatief verband, R² = .20, B = -2.71, 95% Cl [-.5.50, .08] met negatief affect.