3 resultados para Children’s Depression Scale

em Open University Netherlands


Relevância:

100.00% 100.00%

Publicador:

Resumo:

Een validatie studie teneinde inzicht te geven in 1) de inhoudsvaliditeit, de concurrente validiteit en de interne consistentie van de Geriatric Depression Scale (GDS-30) en de Depressielijst (DL) voor het meten van depressie bij verpleeghuisbewoners en 2) de invloed van cognitief functioneren op het aantal missing items op de DL en de GDS-30. Een cross-sectionele studie met data afkomstig uit de effectstudie ‘Act in Case of Depression’. De steekproefomvang bestond uit verpleeghuisbewoners (N=432) van PG en somatische afdelingen. Meetinstrumenten: DL, GDS-30 en de Mini Mental State Examination (MMSE) voor cognitief functioneren. Experts beoordeelden de DL en de GDS-30 als geschikt voor afname bij verpleeghuisbewoners zonder cognitieve problemen. Echter ongeschikt voor afname bij verpleeghuisbewoners met ernstige cognitieve problemen. Experts vonden de items relevant voor de somatische cliënten, echter was er minder consensus over de itemrelevantie voor PG cliënten. De DL en de GDS-30 vertoonden een sterke interne consistentie en een sterke onderlinge correlatie. Er was geen associatie tussen de stemmingssymptomen van de DL en de GDS-30 en motivatie symptomen van de DL aan de ene kant en de MMSE aan de andere kant. De motivatiesymptomen gemeten met de GDS-30 vertoonden een middelmatige associatie met cognitief functioneren. Cliënten van PG afdelingen hadden meer missing items op de DL en op de GDS-30 dan cliënten van somatische afdelingen. Cognitief functioneren vertoonde een zwakke associatie met het aantal missing items op de DL en de GDS-30.

Relevância:

80.00% 80.00%

Publicador:

Resumo:

Het doel van het uitgevoerde onderzoek was om te bekijken of geslacht, angst en depressie (zoals gemeten met de HADS) kunnen fungeren als voorspellers van het gebruik van een e-health interventie voor ex-kankerpatiënten. Daarnaast zijn angst en depressie als afhankelijke variabele gebruikt om te bekijken of de Kanker Nazorg Wijzer effect had op het verminderen hiervan, evenals op de mate van onvoldane behoeften (zoals gemeten met de CaSUN) die ex-kankerpatiënten ervaren. Hiertoe werd data verzameld van 467 proefpersonen die onder werden verdeeld in een interventie en een controlegroep. Beide groepen kregen op twee momenten (baseline en opnieuw na 6 maanden) een vragenlijst waarin onder andere de HADS (Hospital Anxiety Depression Scale) en de CaSUN (Cancer Survivors Unmet Needs) werd afgenomen. Er blijkt geen significant, ofwel een zeer klein verband te bestaan tussen de mate van ervaren angst of depressie en het gebruik van de interventie. Er is bij het gebruik van de interventie geen significant verschil gevonden tussen de seksen. De interventie als geheel had een positief effect op de ervaren angst en depressie, de hoeveelheid gevolgde modulen versterkt dit effect niet. Op het gebied van de onvoldane behoeften zijn de verschillen tussen de controle en de interventiegroep te klein om significant te zijn. Door de hoge correlatie tussen modulegebruik onderling, en de vastgestelde afgenomen klachten van depressie en angst kan er gezegd worden dat de KNW tegemoet lijkt te komen aan een behoefte van overlevenden van kanker en dat zij een positief effect had op de klachten van angst en depressie die veel voorkomen onder ex-kankerpatiënten.

Relevância:

80.00% 80.00%

Publicador:

Resumo:

Veel jongeren met gedragsproblemen in residentiële behandelcentra hebben daarnaast te maken met depressieve symptomen. Deze comorbiditeit van externaliserende problematiek en depressieve symptomen is geassocieerd met belemmeringen in het functioneren op vele gebieden. Het is bekend dat de manier van denken (denkstijl) en de manier van reageren (responsstijl) op stressvolle gebeurtenissen invloed hebben op het ontstaan en in stand houden van depressie bij jongeren. De vraag is welke invloed de denkstijl en de responsstijl hebben op de ernst van de depressieve symptomen bij jongeren met comorbide problematiek in residentiële behandelcentra. Het doel van het onderzoek is meer inzicht te verwerven in de cognities en het gedragsmatig handelen van jongeren met comorbiditeit van externaliserende problematiek en depressieve symptomen in residentiële behandelcentra. Jongeren en hun ouders van zeven leefgroepen van De Hoenderloo groep, acht leefgroepen van Jan Pieter Heije en vier leefgroepen van Karakter werden uitgenodigd voor deelname aan het onderzoek. Na een mondelinge toelichting gaven 90 jongeren (en hun ouders) toestemming. Bij alle deelnemende jongeren was er sprake van externaliserende problematiek. De onderzoeksgroep bevatte 60 jongens en 30 meisjes. De leeftijd van de jongeren varieerde van 9 jaar en 5 maanden tot 18 jaar en 1 maand (M = 169.79, SD = 19.29). Het totale IQ van de jongeren ligt tussen de 60 en 110 (M = 84.04, SD = 12.98). Er werd op de leefgroepen eenmalig, individueel en in interview-vorm een zelfrapportage vragenlijst afgenomen bij de jongeren. Om de ernst van de depressieve symptomen bij de jongeren te meten werd gebruik gemaakt van de Children´s Depression Inventory 2 (CDI 2; Kovacs, 2011). Cognitieve denkfouten werd gemeten met de Children’s Negative Cognitive Error Questionnaire- Revised (CNCEQ-R; Maric, Heyne, Widenfelt, & Westenberg, 2011) en de responsstijl werd gemeten met de Children’s Response Styles Questionnaire (CRSQ; Abela, Rochon, & Vanderbilt, 2000). De resultaten lieten zien dat er geen significant verband bestaat tussen het gebruik van afleiding zoeken en probleem oplossen enerzijds en depressieve symptomen anderzijds. Wel kwam uit de resultaten naar voren dat jongeren die meer rumineren in stressvolle situaties, meer last hebben van depressieve symptomen. Deze samenhang tussen rumineren en depressieve symptomen wordt voor een deel verklaard door overgeneralisatie. Selectieve abstractie bood geen verklaring voor de samenhang tussen rumineren en depressieve symptomen. Uit de bevindingen van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat rumineren en overgeneralisatie van invloed kunnen zijn op de ernst van de depressieve symptomen bij residentiële jongeren met externaliserende problematiek. Voor het uitblijven van verwachte verbanden worden mogelijke verklaringen besproken. Dit onderzoek kan, rekening houdend met de beperkingen van en aanbevelingen in dit onderzoek, worden gezien als een aanzet tot toekomstig onderzoek naar de denkstijl en responsstijl bij jongeren met comorbide problematiek in residentiële behandelcentra.