2 resultados para Adult Attachment
em Open University Netherlands
Resumo:
Volgens de hechtingstheorie komt de band die een kind met zijn of haar primaire verzorgers heeft gehad, op latere leeftijd tot uiting in veilige dan wel onveilige hechtingspatronen of –stijlen binnen de affectieve relaties met nabije anderen. Onveilig gehechte individuen hanteren specifieke hechtingsstrategieën in reactie op nonresponsiviteit of insensitiviteit van nabije anderen, zoals een geïntensiveerd (angstig) zoeken naar steun of bescherming, ofwel de vermijding van intimiteit waarbij de pogingen om steun of bescherming te verkrijgen, volledig worden opgeven. Hechtingsrepresentaties werden lange tijd gezien als vrij stabiele constructen (trait-hechting). Inmiddels is echter bewezen dat hechting veranderlijk kan zijn in de tijd en over verschillende soorten relaties heen (state-hechting). Individuen blijken meer aanpasbaar te zijn voor wat betreft de hechtingsstijlen en –strategieën binnen nauwe verbintenissen dan vroeger werd gedacht. In onderzoek is een verband geconstateerd tussen onveilige hechtingsstijlen en –strategieën en psychopathologie. Voor het vaststellen van de (dominante) volwassen hechtingsstijl binnen intieme partnerrelaties en in relaties met anderen ‘in het algemeen’, worden in de praktijk veelal hechtingsvragenlijsten ingezet. Met kennis van en inzicht in de hechtingsstijl en –strategieën van cliënten en met een goed hechtingsinstrument om deze te meten, kan de therapeut gerichte interventies toepassen om cliënten te begeleiden van meer onveilige hechtingspatronen en ineffectieve hechtingsstrategieën naar veilige hechting en effectieve hechtingsstrategieën binnen relaties. Met dit onderzoek werd getracht een idiografische (persoonsbeschrijvende) state-hechtingslijst voor de psychologiepraktijk te ontwikkelen. Daartoe werden twee instrumenten op interne structuur en psychometrische kwaliteiten onderzocht, namelijk de State Adult Attachment Measure (SAAM; Gillath et al., 2009) en de Hechtingslijst (HL-48; Van Geel et al., 2011). Een externe validatie werd gedaan met een hexagon-analyse (Van Geel, 2011) door projectie van de twee instrumenten en (een Nederlandse vertaling van) de Relationship Questionnaire van Bartholomew en Horowitz (1991; RQ-NL; Emmelkamp, 2011) tegen de achtergrond van de zes affectieve prototypen van de Zelfconfrontatiemethode (ZKM; Hermans & Hermans-Jansen, 1995; Hermans, Hermans-Jansen & Van Gilst, 1985).
Resumo:
Research in traditional education shows chronotype, sleep duration and sleep quality to be related to learning performance. Research in adult students participating in distance education (DE) is scarce. This study aims to provide knowledge on these relationships in this educational setting. In an observational longitudinal study, chronotype, sleep duration (i.e., for work and free days separately) and sleep quality of 894 students were analyzed in a multiple regression analyses. Students provided information on sleep-relatedmeasures and important covariates at the start of their study and study progress was evaluated after 14 months (i.e., the number of successfully completed modules). In linewith previous research, chronotype did not predict study progress. Further, sleep duration did not predict study progress, neither as a linear nor as a polynomial term. Third, sleep quality did not predict study progress. Concluding, these results are in linewith previous research that DE provides a solution to the asynchrony problem. Findings regarding sleep duration and sleep quality are new and unexpected, asking for attention and further research. Despite the study's observational nature, findings suggest that students participating in DE may benefit from this type of education as the asynchrony problem appears not to apply here, as students can choose their own study schedule.